vrijdag 5 augustus 2011

Staring

Het is zo'n zoele zomeravond die ik wil besluiten met een stukje op de fiets. Het tochtje gaat over de Berkel, langs het Twentekanaal waar al maanden gewerkt wordt aan een uitdieping, maar nu ligt alles stil vanwege projectielen uit WO II op de bodem. Een ponton met grote zuigbuizen aan weerskanten ligt werkeloos afgemeerd. In het roerloze water drijft een dode vis, een slachtoffer van het baggerwerk. De weg voert langs het invaliden visvlondertje waar ik altijd nog eens wil zitten met een aangenaam gezelschap op een warme zomeravond en een blindenstok als alibi. Aan de overkant bij een café zie ik mensen zich verzamelen voor een feest. Ik herken het gedrentel en de nutteloze discipline van 'het op elkaar wachten' en de karikatuur ervan vormt zich al in mijn gedachten Intussen is de dreiging in de atmosfeer veranderd in een druilerige regen. Bij het café in het dorp Almen ga ik onder een luifel aan de straatkant koffie drinken maar moet dan langsrazende zware trekkers voor lief nemen. Ik lees wat in de plaatselijke krant, waarin vechtpartijen op de kermis en schennispleging worden gemeld. Het is zomer en dan daagt het ene lichaamsdeel het andere uit. Een zoemende libelle wil niet weg van de met geel, afbladderend plastic beplakte tl-buis in de luifel. Koppig blijft het beest de lichtbron onderzoeken, verblind voor de rest van zijn omgeving. Bij het weggaan bekijk ik nog even het plastiek gewijd aan de dichter Staring.
Het gedicht-fragment is slecht leesbaar in het glanzend gepoetste messing, dat geschroefd is tussen twee groene vormen die op hersenhelften lijken. Het geheel staat op een hardhouten sokkel een beetje vreemd geplaatst in een lus van een buxusheg. Na een tijdje ontdek ik dat de hersenhelften een boom moeten voorstellen.
De enige Achterhoekse dichter van naam is een attractie voor het vreemdelingenverkeer en wordt op allerlei manieren ingezet om de mensen te lokken. Iemand beweerde dat er na Staring een hele tijd niks komt en dan Bennie Jolink. De zanger van 'Normaal' moet weinig hebben van poëzie en las in een documentaire een van zijn teksten voor in dichtvorm: "Mama, woar is mien pils?". De lachers waren op zijn hand, ik ook.
In het nabije V. staat het wat klein uitgevallen standbeeld van Staring uit te kijken op het kerkplein. Aan een van zijn gemoedelijk over elkaar geslagen benen was op een dag een groene gummilaars geschoven. Ik zag er een overwinningsteken in van de boer op de dichter. Het was een uiting van de stille strijd tussen stof en geest, tussen landbouw en lyriek, beide verenigd in zijn hier begraven stoffelijke resten. Lang na hem is het land overal in cultuur gebracht, de kunsten behoeven echter nog steeds mest.

Geen opmerkingen:

Over Louis Radstaak

Mijn foto
Lochem, Gelderland, Netherlands
www.louisradstaak.nl