vrijdag 7 oktober 2011

'Gringo's'

Toch nog een afgevaardigde van HiPP: L. Radstaak vertoonde zich in 'Gringo's', een jongerencafé. In een hoek zaten wat anderen bij elkaar een beetje te zwijgen, wat niet ongewoon is voor Achterhoekers. Het HiPP-lid stelde zich voor aan 'Willem', een acteur. Hij vertelde over zijn actie als lokker van gasten naar het Mark Tennantplantsoen op zaterdag, wat redelijk gelukt was. Hij had ook een doel: zijn volgende actie was een monoloog te houden voor een publiek. Ik suggereerde hem te kijken naar mijn website, ergens zijn mijn korte stukjes wel monologen van een mopperig heerschap.
De spreker van het ontvangstcomité stelde dat iedereen de dichters heel goed had gevonden, dat troostte mij. Hij stelde volgend jaar hetzelfde en meer te doen en dat iedereen daar een e-mail over moest sturen, hoe hij/zij het beter wilden doen. Het gezelschap ging aan de borrel met een hapje en had het over van alles. Radstaak en Wolters over het lief en leed van kunstenaars en elektrische gitaren. Wolters is een ex-lid van de band 'Busted', die hield op te bestaan toen er geen toekomst meer leek te zijn. Hij beschreef hoe zijn 'vandaag' doorbracht: met computergedoe onder het toeziend oog van een instrument dat kant en klaar stond, maar niet meer aangeraakt werd. Het HiPP-lid vertelde over zijn vrijage met een accordeon, die op niets is uitgelopen. Maar zou het toch ooit iets kunnen worden met dat instrument, bedacht hij bij het verlaten van het café? Zou hij op een dag iets kunnen met muziek, iets waar de mensen tranen van in de ogen zouden krijgen?
Hij reed naar huis, bij halve maan, een Grote Beer en nogal voorzichtig oostwaarts...

zaterdag 6 augustus 2011

De Echte Wereld

Boven de Echte Wereld regent het vandaag voortdurend, tussen de hoogbouw in Amsterdam Zuidas hangt een een nevel die het ongenaakbare staal en glas wat verzacht. De woordmerken aan de geveltoppen vermelden de bekende kapitalistische spelers die verrezen rond het World Trade Center: Moret Ernst & Young, Price Waterhouse Cooper enz. Tegenover het WTC zit café Belmondo, waar de young executives even uitblazen van het geldverdienen. Mannen in nette pakken, Rolex horloges, vaak gebruind en met openstaand wit overhemd. Veel kaalgeschoren koppen, ik blijf het onguur vinden, maar ik kom dan ook niet uit de Echte Wereld. De zakenvrouwen lopen in jurken of wat meer casual in jeans. De toon waarin ze praten is gehaast, er moeten doelen gehaald worden en daarna weer andere, dit is de 'ratrace'. Uit de luidsprekers klinkt de eigenaardige metalige stem van Billie Holiday: "...but I'll love you always, I'm with you rain or shine".
Buiten regent het even iets minder, maar het weerbericht belooft een nieuwe storing die 'naadloos' aan zal sluiten bij de vorige. Ik maak een wandeling in het Beatrixpark rond de vijver met fontein en zie de herfst al in de kastanjebladeren. Op een sculptuur van penguins dat ik associeer met beeldhouwer Hildo Krop landt een sjofele kraai. Voorzichtig pak ik mijn mobieltje en maak een foto, hij voelt zich betrapt en vliegt weg over het water. Leven kraaien in de Echte Wereld, wat denken zij van ons? Op de plattegrond van het park lees ik dat hier vroeger tuinderijen waren, totdat de RAI kwam en meer bebouwing daarna en nu is het dé bouwplek van Amsterdam. Behalve het geluid van de plenzende regen hoor ik steeds vliegtuigen bulderen, onzichtbaar door de laaghangende bewolking.
In de voormalige kapel bij het St. Nicolaaslyceum is een restaurant gevestigd in de cirkelvormige ontmoetingsruimte. Het is aangenaam hier, het zou de toekomst van veel kerken kunnen zijn: eten, drinken en terloops wat bidden om iets. Op de terugweg naar het NS station blijf ik even staan bij een videowall die een kunstfilm vertoont. Ik zie nu van dichtbij wat ik al wel wist: dat het beeld gevormd word door blokjes met rood, groen en blauw, verstoord door de witte pijpestelen van regen. In de trein vang ik een gesprek op over bodypainting. De oudere man draagt een te korte broek onder een shirt met stoplappen, zijn jongere partner is een onopgemaakte vrouw met iets fanatieks in haar gezicht. De koffers die ze zeulden deden vermoeden dat de hele klerenkast was meegenomen of waren het allemaal gereedschappen voor het beschilderen van de huid? De trein jaagt door het verzopen landschap, mobieltjes gaan af en aan, de coupé doet denken aan de Ark van Noach met wielen op de vlucht voor de zondvloed. Of weg van de Echte Wereld, om te gaan schilderen als de Australische Aboriginals. Ik las dat westerlingen aan het begin van een trektocht met deze oerbewoners hun kleren en bezittingen moeten inleveren, waarop alles ritueel wordt verbrand. Ook Rolex horloges en mobieltjes.

Kunstmarkt

Café Het 'Wapen van Hummelo' is 'wegens omstandigheden gesloten', daardoor is op de ernaast gelegen parkeerplaats alle ruimte voor een kunstmarkt. Wij staan daar ook, met een kraam vol poëziebundels. Het weer is uitnodigend, het wordt een dag voor 'opwaaiende zomerjurken'. Het waterpas zijn van onze kraam ruilen wij in voor dat van de buren, maar het kan niet verhinderen dat daar een topzwaar keramisch werkstuk te pletter valt van zijn voetstuk. De maakster smijt uit ergernis ook de sokkel aan gruzelementen. Wij zijn wat beduusd over zoveel temperament, daar zal een heuse gekwelde kunstenaarsziel achter schuilgaan.
De loop komt in de markt, de mensen zijn echter meer kijkers dan lezers. De bundels gaan moeizaam van de hand, zou de herfst met zijn melancholie mogelijk een beter moment zijn voor onze waren? Bij een stand met 'live' schilderende dames maken een doedelzakspeler en een accordeonist muziek van de Britse eilanden. Voorbij denderende motoren herinneren ons eraan dat we hier vertoeven in het land van de 'moevende en schoevende coulissen' van Normaal en zijn hier wonende zanger Bennie Jolink.
Wij verkopen bundels in het Nedersaksisch dialect en spreken dat soms met de bezoekers, waaronder een klasgenoot van mijn lagere school. Compaan Hans wordt geconfronteerd met zijn flirtverleden door een kittige dame die ik mij herinner als sprietig meisje met pettycoat, samen met haar tweelingzusje aangeduid als 'Pixie en Dixie', een muizenduo in een cartoonserie op tv uit de vorige eeuw.
Wanneer wij worden afgelost in onze kraam wandelen we naar een plek in de kunstroute op het landgoed Enghuizen, dichtbij het dorp gelegen. In het dunne loofbos naast het wandelpad staat een sokkel als onderdeel van het kunstwerk 'Hoeksteen', gewijd aan het vrije woord. Afwisselend bestijgen wij het 'podium' en dragen onze gedichten voor, wij krijgen applaus en gaan na een uurtje met bevredigde ego's terug naar onze standplaats.
Aan een stel motorrijders probeer ik mijn CD met motorgedichten te slijten, maar de Ducatist van de twee heeft meer belangstelling voor het stuurgedrag van de motor met vriendin achterop. Op haar beurt is die dame enthousiaster over de keramiek op de markt, het wordt me duidelijk: met lyriek moet je niet leuren.
Dichtbij wordt in een kraam gezaagd, gevijld en geschuurd in hout, samen met het schilderen op een ezel doet het geheel denken aan een oude ambachtendag die gezapig verstrijkt in een lome warmte. Onder het genot van een Leffe bier zien we dat de markt ten einde loopt, we ruimen op en zijn uiteindelijk tevreden over de verkoop. Wij maken onszelf wijs dat de stelling 'Poëzie verkoopt niet' geheel onwaar is.

Grensoverschrijdend

Na twee bij een boerderij doodlopende wegen vinden wij een grensovergang naar Duitsland. Meteen zie je de naargeestige rolluiken, alsof de bewoners van deze huizen allen depressief zijn. Wij parkeren aan de 'Sternenbuschstrasse', dicht bij de 'Grenzweg'. Een onzichtbare hond slaat aan, hopelijk is hij aangelijnd.
Te voet gaan we de grens opzoeken, het is voorjaar, de vogels bezingen een hardblauwe lucht en een felle zon die schijnt over omgeploegde akkers. Dichtbij de grensovergang staat een bankje dat uitzicht biedt naar het plaatsje Megchelen in Nederland. We fotograferen het bankje van massief Kruppstaal en verklaren het tot verhalenbankje nr. 30 in de 'Verhalenbankjesroute', een gemeenten en grenzen overschrijdend project van de VVV Oude Ijsselstreek. Van de grenspost rest nog de fundering voor het wachthok, een restant van het mechaniek voor de grenspaal en een modern hek dat de doorgang half verspert. Dit was een smokkelpad, nu opgenomen in de 'Schmugglerroute', het loopt over een sloot die de eigenlijke grens volgt. Ik proef met mijn vingers aan de grond, die lijkt hier wat leemachtig, dat zou de nabije aspergeteelt kunnen verklaren. Wanneer ik een stalen hek bekijk op zijn functionaliteit hoor ik plotseling een zoemen vermengd met muziek. Het is een driewieler met elektrische trapondersteuning, aangedreven door een oude man. Uit het voertuig klinken 'schlagers', een door mij verfoeid genre van over de grens. Ik kijk hem verbluft na en hoor een vreemde mix van vogelzang, gezoem en brallerig zingen. Vervolgens leg ik een oorzakelijk verband tussen het trappen en de muziek die voortgebracht wordt, het is een soort marcheren. De driewieler heeft spiegels, het uitlachen van ouderen is ongepast , maar de oude moet zoiets gezien hebben achter hem. Het is een absurde ontmoeting op een maandagmiddag in april tijdens het grensoverschrijden bij Anholt door Het Instituut Voor Praktische Poëzie, kortweg HiPP.

Nieuwjaarsborrel

In het oude café bij Markelo zit een gezelschap ouderen aan de stamtafel bij wat een nieuwjaarsborrel lijkt. Aan het hoofd zit een grote man in een rolstoel waarover een veiligheidshesje hangt. Ondanks zijn lichte spraakstoornis heeft hij het hoogste woord, het gaat over roken. Iedereen is het ermee eens dat roken slecht is, maar het is zo lekker en een van de laatste prettige burgerlijke ongehoorzaamheden die ze zich gunnen, ook al mag het tegenwoordig slechts buiten. Ze genieten nog na van al die sigaretten, shagjes en sigaren die hier binnen werden opgestoken, voordat het verboden werd. De man in de rolstoel moet naar het toilet, via een smalle deur lanceert hij zichzelf bijna de gang in, gevolgd door zijn helpers. Gelach en harde grappen volgen, of hij wel een groot rijbewijs heeft en misschien gedronken? Het gesprek komt bijna onvermijdelijk van roken op ziektes. Een oude vrouw met keurig kapsel en moderne rechthoekige bril klaagt over haar rug en de therapeut van wie ze rechtop moet zitten, maar dat kan ze nu juist niet. Een man met een kefferige stem kent een vrouw die te jong ongeneeslijk ziek geworden is, onlangs geopereerd en nu weer thuis, met de 'Karstdaag'n', uitgesproken in rap Twents dialect. Andere zieken en ziektes volgen, met détails zoals "d'er kwam nog steeds pus uut". Op dat moment zet de kastelein een warme chocola met slagroom voor ons neer. We staren naar de witgele punt die uit het bruine vocht steekt en hebben opeens geen trek meer...
Een echtpaar komt binnen en heeft kennelijk iets te vieren. De man heeft een messcherpe scheiding in zijn haar, de ook al hoekig bebrilde vrouw een stijf opgerold haarknotje. Ze spreken iets af met de professioneel glimlachende en handenwrijvende kastelein en vertrekken zonder iets te gebruiken. Terwijl ze langs lopen meen ik de geur van fijn gemalen gereformeerde poppenstront te ruiken.
Er lijkt meer sneeuw op komst, ziektes bedreigen het vee meer dan de mensen, in mij gloeit het glaasje rum na. Proost!

Eredienst

De jaarlijkse Klassieker Winter Avond van de Moto Guzzi Club Nederland werd in het Jaar des Heren 2009 gehouden in het plaatsje Ameide, aan de Lek. De bovenzaal van 'Het Wapen van Ameide' was aangekleed met posters, vlaggen en projectieschermen waarop oude beelden bewogen van het beroemde motormerk uit Mandello del Lario. Aan de wanden hingen uitvergrote technische tekeningen, die deden denken aan fresco's. In het midden was een podium gebouwd, waar op vier uit staal, aluminium en rubber gesneden beelden onder karmozijnrode doeken stonden. De eredienst werd geleid door een priester met 'hands free' microfoon en een klein sieraadje in het oor. Zijn woorden waren sober, liefdevol en getuigden van grote deskundigheid, ook in de uitspraak van de Italiaanse namen van coureurs en constructeurs. De gelovigen, meest 'casual' geklede ouderen volgden stil en vol ontzag zijn betoog en zagen hoe het ene na het andere beeld onthuld en geprezen werd. De brandweerrode 250 cc Compressore, bijgenaamd 'De stopwatch killer', de 350 cc Bialbero met olijfgroene 'badkuip' stroomlijn, de 500 cc Biclindrica, die model stond voor de hedendaagse Ducati's en tenslotte de V8, de 500 cc Otto Cilindri, het meesterwerk van constructeur Giulio Cesare Carcano. Het geluid van die motor zou de toenmalige baas van Moto Guzzi hebben doen uitroepen: "Dit mag je in de Scala van Milaan laten horen!". Motoren zijn vrouwelijk in het Italiaans en het geluid van La Otto zou een sopraan benaderen.
Na de woorden van de voorganger mag een dichter zijn ode aan de Madonna uit Mandello del Lario voordragen, dan is de gesproken dienst ten einde en mogen de gelovigen knielen bij de beelden en die zelfs betasten. Ze roezemoezen over synchronisatie van acht carburateurs, frames gevuld met motorolie, het gehuil van de Madonna en de harde klappen van de eencilinders. Bijna niemand neemt notie van de dichter, die zijn lofdicht laat herhalen via een cd en de geluidsinstallatie. Geen wonder, hij klinkt wat verkouden en mist beslist Italiaans pathos. Wanneer hij weggaat raakt hij nog even de Madonna aan, zij heeft geen traan gelaten en is weer bedekt is door het rode doek. Het is laat geworden en de hartelijke Ingenieur met wie hij mee mocht rijden moet nog helemaal het traject naar Bourtange afleggen. Thuis gekomen staart de dichter naar een heldere sterrenhemel en piekert in bed over koppel en vermogen van de aanbedenen. Het was een onvergetelijke eredienst, hij prevelt: "Lord, have Mercy!".

Christine

Ze werd geboren in het Limburgse Born en stierf in het Overijsselse Borne. Hoewel dat sterven niet het goede woord is, het was meer een dood verklaren. Na een uitstapje op een mooie septemberdag kreeg ze het vreselijk warm, ze had een tekort aan koelmiddel en riep in het display onmiddellijk te stoppen. Op de parkeerplaats van een garage in Borne kreeg ze liters koud water, ze absorbeerde die zonder weer op peil te komen. Een week eerder had ze het uitgekotst op een raadselachtige manier, vertelde ze aan de monteur die er bij kwam staan. Deze leek het beter haar niet verder te laten gaan en stelde voor met de trein naar huis te reizen. Ik liet haar achter met een zwaar hart en besefte dat het einde nabij was. Thuis zocht ik haar papieren bij elkaar voor de laatste bestemming, een rust/roestplaats in klompendorp Enter.
De volgende ochtend keerde ik terug naar mijn rode maîtresse, ze had het koud gekregen, de hele nacht had een raam open gestaan. Toen ik haar wegbracht naar het kerkhof gedroeg ze zich weer normaal, maar mogelijk hield ze zich flinker dan ze was. Het afscheid was zonder sentimentaliteit, ik vond haar wat lelijk geworden en kon niets meer voor haar doen, ook al had ik het gewild. Meer dan drie jaar waren we samen, ik zorgde goed voor haar, accepteerde haar gebreken en zij de mijne. Maar het ging niet langer en eigenlijk was het beter zo voor ons allebei. Ik denk nog steeds aan haar, zou ze misschien toch weer een nieuwe minnaar hebben gevonden? Een met twee rechterhanden en een flink banksaldo? Ik zou het haar gunnen en slechts een beetje jaloers zijn...

'Christine' was een rode VOLVO 480 ES en nog maar 20 jaar oud.

'Oorlog'

Wanneer ik het dorp Hengelo G. op een zondagmiddag in augustus binnen fiets is de 'oorlog' net begonnen. Geweerschoten, machinegeweergeratel en geschreeuw klinken achter het met zwart doek bespannen hek rondom de kerk. De toegang is twee euro en op de rug van mijn hand krijg ik een 8 als stempel. "Eigenlijk wou ik een schotwond" mompel ik bij deze handeling, de dienstdoende jongen grijnst. De 're-enactment'groep is verdeeld tussen 'Geallieerden' en 'Duitsers', ze spreken daarbij hun talen, hinken, strompelen en liggen gewond of voor dood tegen het muurtje bij de kerk. Op de straatklinkers liggen de hulzen van de losse flodders die verrassend hard klinken. In een winkelportiek zitten vier kleine meisjes gehurkt met hun vingers in de oren en roepen: "Papa. we willen naar huis!!". Papa lacht schaapachtig tegen mij en weifelt tussen sensatie en zijn kleine meisjes. Het publiek likt aan een ijsje, terwijl de Duitsers teruggedrongen worden met hun 'Kübelwagen', 'Kettenkrad' en Opel.
Naast een stuk Duits luchtafweergeschut liggen in kraampjes hamburgers te sudderen en oliebollen te bakken. Verderop staat een echte 'Feldküche', met tafels waaraan de soldaten kunnen uitrusten en limonade drinken.
De strijd luwt, er is een patstelling ontstaan volgens de speaker die en passant de globale gang van zaken bij de bevrijding beschrijft. De gevechtspauze wordt gebruikt om het museum 'Achterhoeks Museum 1940-1945' te bekijken, een interessante verzameling objecten en aangeklede etalagepoppen in 'tableaux vivants'. Papieren lampions en kerstballen met het hakenkruis, hoofddeksels en vlaggen van de NSB en een fiets van het Duitse merk 'Wanderer' zijn een paar dingen die mij opvallen. Weer denk ik dat de wereld in WO II niet in kleur was, maar in zwart-wit en grijzen zoals op een stille zwaarbewolkte novemberdag.
Buiten hangt een mengsel van oliebollenlucht en kruitdamp, wanneer een gezette 'Duitser' langs het publiek fietst en op een fluitje blaast, ten teken dat de oorlog weer begint. Ik sta nu dicht bij een Duitse pantserwagen, de knallen uit de mitrailleur zijn oorverdovend. De gevechtshandelingen verlopen chaotisch, zoals je beschreven leest over de werkelijkheid. Soldaten schieten, rennen en zoeken kruipend dekking rond de kerk. De strijd eindigt met de overgave van de Duitsers met witte zakdoeken op hun geweerlopen. De 'Engelsen' met donkerrode baretten marcheren in het gelid over het kerkplein terwijl het publiek klapt. Wat terzijde van alles staat een zwaar gedecoreerde ex-militair stram te salueren. Hij was naar zijn zeggen bij de opruimingsdienst explosieven, hij liep gevaar, maar schijnt er niet genoeg van te kunnen krijgen. Ik was geen soldaat en vrees de oorlog, maar als 're-enactment' is hij wel te verdragen, met een ijsje toe.
Op de terugweg lijkt het vrediger dan ooit in het landschap van de Achterhoek en eindelijk is de zon gaan schijnen, de wereld wordt full colour. Nog even komt de oorlog terug bij een verbouwde boerderij met veel paardenstallen. Voor een heg wordt ik aangeblaft door een Jack Russell Terrier. "Jack, Jack" sar ik hem speels. Dan hoor ik geluiden over het grindpad en diep gegrom. Als ik omkijk zie ik twee grote Dobermann Pinchers achter het hek. Hun oren lijken op 'hoera petten' en hun grommen is een bars "Wer da??". Mijn nekharen gaan overeind, ik had die 'Boys from Brazil' niet verwacht. Waarom hebben rijkaards altijd zo'n wansmaak? denk ik hardop. In een café pauzeer ik even voor een biertje en zeg dat ik net uit de oorlog kom. "Welke?", vraagt het ranke barmeisje, belangstelling veinzend en een glas wrijvend.

Ethos, Pathos en Logos

Bij het portiek van de nieuwe serviceflat staan twee vrouwen te praten, de een heeft een westerse tongval, de ander een oostelijk accent. Het onderwerp is 'op vakantie' gaan, waarbij me de geveinsde belangstelling van de minder bedeelde opvalt: "Ga je alweer!?", zie ik haar denken. De felle zon werpt harde schaduwen van hun gestalten over de straatklinkers, als ik er een kwartier later langs kom staan ze er nog. Het gesprek gaat nu over morele kwesties, de westerlinge trekt een ernstig gezicht: "Neen, zoiets doe je niet!" lijkt het uit te drukken. Weer een kwartier later kom ik opnieuw langs. Nu staat er een oudere man bij, in beiges en grijzen. Hij heeft een mopsgezicht en rept over 'genetische bepaaldheid'. De zon schijnt onbarmhartig over de drie, iets verder sta ik stil bij een muurgedicht van Emily Dickinson. Ik moet opzij voor een zacht grommende Amerikaan, bestuurd door een mooie jonge vrouw. Ik ben er zeker van dat ze nooit een gedicht van Emily heeft gelezen of het ooit zal gaan doen. De zon belicht een putdeksel met een spiraalmotief en maakt een weetje in me wakker: op het noordelijk halfrond stroomt het water weg tegen de klok in, op het zuidelijk is dat omgekeerd. Of is het andersom? Om de hoek kijk ik bij de opruimers van de boekhandel. Terwijl ik blader in een boek over het leven van kinderen bij de Romeinen hoor ik een vrouw roepen: "Piet, heb je nog iets nodig van de Etos?". Ze staat voor de winkel van Blokker, zou de aangeroepene de classicus Piet Gerbrandy zijn van wie ik de dichtbundel 'Nors en zonder haten' in mijn handen heb? Piet verstaat haar niet, ze roept het nog eens, over mijn hoofd heen. Hij geeft een onverstaanbaar maar geïrriteerd klinkend antwoord. Ik sta in het schootsveld en schiet in de lach als ik het woord Etos denk als Ethos. In de boekwinkel blijk ik sneeuwblind van het kijken naar de witte pagina's in het zonlicht en zoek ik op de tast naar de juiste toetsen in de PIN-automaat. In mijn ooghoeken komt een grote vrouw voorbij die wat lomp vraagt naar een kinderboekentitel. Ze leunt op een rollator met een soort armsteunen, achter haar loopt een bedeesd meisje. Ik vermoed een drama, een spierziekte of iets met haar brein. Wanneer ik de deur uit loop gaat een mooie jonge moeder naar binnen. Ik bekijk haar fiets: een modieuze 'Kronan' met boodschappenmand. Zo zie ik haar wel eens fier fietsen met koters of boodschappen in die gevlochten mand, zelfbewust autoloos in weer en wind. "Wat een contrast met de rollatormoeder", denk ik en kom langs drie pratende mannen op het nieuwe stadsmeubilair: luxe stoelen met armleuning, de poten vastgezet in het plein. Wanneer ik klassiek geschoold zou zijn dan had ik geweten dat zij bedoeld zijn voor het beoefenen van de drie middelen in Aristoteles' retorica: Ethos, Pathos en Logos. Niet voor mij: ik ben seismograaf, microfoon en camera in één en moet verslag doen, of ik wil of niet. Op weg naar de parkeerplaats zie ik nog een andere moeder. Zij bestuurt een scooter, achterop zit dochterlief en uit de topkoffer steekt het hoofd van een klein bruin hondje. Achter de koffer draait een aanhangertje sierlijk mee in de bocht, op weg naar een camping. Het is vakantietijd. Met een hand boven de ogen tegen het harde licht kijk ik de combinatie na en mompel: "Geweldig!". De vrouw op het terras dat ik passeer ziet het ook, maar het komische ontgaat haar. Ze zegt tegen mij: "Het leek alsof u Sinterklaas aan zag komen!". Misschien is dat wel zo bij mij, elke dag weer...

Tentoonstelling

In een klaslokaal van de voormalige Lagere School te B. is een expositie te zien van plaatselijke kunstenaars. Mijn vakgenoot S. en ik bekijken de grofkorrelige afdrukken van landschappen via infrarood-film. Zware contrasten en partijen wolken, kustlijn en zee vloeien in elkaar over zonder dieptewerking. Het zijn foto's van een voorname somberheid.
S. vertelt over zijn belevenissen als lid en voorzitter van een kunstcomissie. Een nog voortdurend drama; nooit zijn ze het eens, drie mensen met onverenigbare karakters en soms geen ander argument dan: "Ik vind het gewoon zó'n léuk ding!". Afspraken om te komen tot gemeenschappelijke criteria sneuvelen jammerlijk in het overleg. Uiteindelijk doet iedereen zijn zegje en wordt het een compromis, een ding waar niemand zich een buil aan kan vallen.
De schilderijen waaronder we dit bespreken doen er het zwijgen toe: ze hebben het te druk met zichzelf, hun kleurvlekken wervelen rusteloos op een vlak waarin de voorstelling nog niet gestold is. Neen, dan de sculpturen: dat zijn voldongen feiten in een graniet dat Larviktiet heet. Donkergrijs met veel levendigheid, soms helemaal glad afgewerkt, waardoor je het wilt gaan strelen. Wij hebben ons nooit gewaagd aan hakken in steen en bekennen elkaar dat we ons misschien zouden hebben verloren in 'vormlust'. Een groot realistisch geschilderd doek met roofdieren komt voorbij, de kleuren zijn schel en de voorstelling laat niets te raden over: hier brengen grote poezen en een mooie vrouw hun luie middag in de zon door. Dan twee doeken met donkerrode papavers in een paarse achtergrond, een echo van het 19e eeuwse Symbolisme en mogelijk een ode aan de opiaten in die plant.
Ernaast drie losjes gepenseelde stillevenobjecten, met punaises op het schot geprikt, gemaakt door iemand met een Duitse naam. Onder de schetsen staat een ronde tafel met stoelen en schemerlamp. De stekker van die lamp zit in een grote kabelhaspel en die lijkt daarmee onderdeel te zijn van een installatie, want daar hebben we mee te maken. Op de tafel ligt een exemplaar van Kandinsky's Über das geistige in der Kunst. We grijnzen naar elkaar, zou de grote schilder dit er mee bedoeld hebben? Dat kunst op de lachspieren kan werken in plaats van iets met de geest te doen?
Om de hoek hangt het 'pièce de résistance', een groot doek in lichtgrijzen, groenen en paarsen dat meer verf dan voorstelling is. Het modieuze, niet meer weg te denken effect van druipende dunne verf is royaal toegepast, maar er is geen gekwelde schilder voelbaar in de compositie.
Tenslotte kijken we naar twee Afrikaanse beelden: vrouwentorso's met glittertjes op hun ebbenhouten huid gesprenkeld en woeste maskers voor hun gezicht. De naam van de kunstenaar komt ons bekend voor en opeens weten we het weer: hij was ook de muzikant met percussie bij het dichtersoptreden van S. en vriend M. in het plaatselijke muziekcafé. Zijn naam wordt op dezelfde manier geschreven als een bijnaam in het plaatselijke dialect, beginnend met een apostrof en gevolgd door een n.
Kandinsky zou bij dat optreden geweest willen zijn, want hij stelde dat kleur en klank psychologische effecten hebben op de menselijke ziel, zo lees ik later.
Iedere kleur spreekt een eigen taal, kleuren en vormen hebben zelfs een ziel. Op ons kan dat de uitwerking hebben van 'innerlijke klank' of (nog mooier) Seelische Vibration. Maar die ontbrak geloof ik in onze beleving van deze tentoonstelling.

Stemmen

"Ik hoor stemmen", dat kan het begin zijn van een ziektegeschiedenis die door Oliver Sacks liefdevol beschreven gaat worden. Het is niet meer dan een verhoogde gevoeligheid om duistere redenen. Gisteren hoorde ik een vrouw aan een terminaal ziekbed praten over de situatie en kreeg daarbij de sensatie van 'taaislijmziekte in woordenbrij', het onzichtbare sputum loste pas op toen ze verdween.
Vandaag in een gesprek bij de bakker het woord 'slof' opgevangen, het werd verdedigd door een meisje met bolle wangen tegen onbegrip van anderen door het in de Dikke van Dale te plaatsen, bij wijze van erkenning. Ik vroeg me af of de Dikke het kent als slap, vermolmd of broos in het Nedersaksisch.
Daarna, in de kringloopwinkel die hier 2Switch heet hoor ik de stem van een zonderling die een beetje lijkt op Quasimodo. Hij speurt de planken en tafels af, op zoek naar herkenning in een titel, net als ik eigenlijk. Het vreugdevolle moment waarop het boek jou vindt en je onder zijn arm neemt. Een tijdlang denk ik dat hij met een begeleider is, die op een kalme, kameraadschappelijke manier met hem praat in het plaatselijk dialect. Quasimodo lijkt alleen enthousiaste kreten te slaken, het klinkt als BOH!, gevolgd door het mompelen van een titel door zijn verpleger. Maar dan zie ik dat hij alleen is en in samenspraak met zichzelf. Onopvallend volg ik hem langs de boekenkasten, maar heb het idee dat hij mijn spionage voelt als onze ooghoeken contact maken. De boektitels brengen hem in verbazing, ik hoor hem zeggen: "Ivoren wachters? Rio? Damesverband? Godverdommenan!". Zo gaat het minutenlang, hij is de patient en ik ben een pseudo-Oliver Sacks met open staande microfoon.
Zou hij misschien veel meer belezen zijn dan ik en een hele boekenkast met uit de mode geraakte schrijvers kennen? Vestdijk ook hier? Heinrich Böll? Octave Mirbeau? Godverdommenan, het zou kunnen dat ik een literaire Quasimodo ben en hij een 'idiot savant'. Maar dat vloeken en dat BOH!, dat duidt toch op het syndroom van Tourette? Aan de kassa zie ik hem afrekenen, maar niet welke boeken het zijn. Van Heere Heeresma? Maarten 't Hart? Marion Bloem?
Hij verdwijnt schonkig naar buiten, naar zijn Notre Dame-kamer, vol boeken.
Ik kijk hem na over mijn aankopen: de lp's 'Once upon a time in the west' en de vondst 'Csardas', waarop het nummer: 'Ritka búza, ritka árpa, ritka rozs'*, de wijze waarop het gedicht 'Hongaarse Rhapsodie' van J.M.W. Scheltema gaat.
En een gifgroene speelgoed-racemotor, met hoogtoerige jank in het opwind-mechaniek. De verkoopster geeft mij korting, ze vermoedt mijn kinderlijke ziel.
Ik bof, "Godverdommenan!" denk ik en rijd terug naar mijn kamer vol stemmen.

*'Dun worden tarwe, gerst en rogge gezaaid'

Poëziepolitie

Aan de zandweg in het bos stonden lange tijd regelmatig twee auto's. De ene was wat ik een mannenauto zou noemen, de andere een Lelijke Eend. In die auto zaten dan de onbekende man en vrouw. Wanneer ik er langs liep keken zij effen voor zich, alsof ze een wegenkaart bestudeerden. Maar het was duidelijk: hier liep een affaire. Man getrouwd, het leek een gezinsauto, vrouw deed mij denken aan een bibliothecaresse. Ze leken meestal te praten, maar hadden mij mogelijk al in hun spiegeltje aan zien komen, zodat ik de verstrengeling miste. De verhouding duurde langer dan een jaar, in de winter zag ik de ramen van de Eend vaak zwaar beslagen, er zat vermoedelijk toch wel flink wat fysieke warmte in hun relatie.
Op een dag besloot ik tot een plagerijtje. Ik maakte een kopie van het gedicht Hongaarse Rhapsodie van J.M.W. Scheltema. Er boven plaatste ik een tekst als in een politieverordening die vermanend verwees naar hun activiteiten. Ondertekend door de POËZIEPOLITIE. Het geheel ging in een plastic hoes en werd aan een boom dicht bij hun vrijageplaats geprikt. Eigenlijk hoopte ik commentaar te krijgen maar het effect was dat ze voortaan wegbleven en hun geluk elders moeten hebben gezocht. Dat was het einde van mijn onbezoldigde poëtisch dienderschap in het bos en ik moest me weer tevreden stellen met het begluren van reeën, hazen, konijnen en gewone eenden. Dit is het gedicht:

Hongaarse Rhapsodie
(Rika Csardas)



(Wijze: Ritka buza, ritka arpa)



Aszik vamme werc komcseggic

szunne menou

rika, rika, 

laane menou. 

Evve nochwa tetegec kerd 

toenoula melos

mal legec, mal legec 

toenoula melos.



Em ma proppe, etep proppe 

Em ma szèzchela melos

Tottic nedde crantep emme 

leckurre segret, danszeg tse 

kanapee, kanapee

toenoutyn ustoe.



Aszick csavus im melyche mostap

seggictoe 

rika, rika, 

laane menou. 

Evve nochwa pittetyn us

toenoula melos

szotterick, szotterick,

toenoula melos.



Em ma pitte, maffup pitte

Em ma szèchela melos, 

Tottic evvelec kursellef

noggetuc kydoe, danszeg tse 

szoe menou, szoe menou,

toenoutyn ustoe.



- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

uit 'Chansons, Gedichten en Studentenliederen' van J.M.W. Scheltema (1921-1947)

Voorland

Een bevriend echtpaar uit de Randstad denkt over later, de oude dag en waar die te slijten. Het surfend oog viel op 'De Decanije' te Vorden en of ik eens wilde gaan kijken daar. Het is zaterdag 3 januari, het vriest en in de Decanijestraat liggen nog resten van vuurwerk, waaronder de zg. 'Romeinse Kaars', een intrigerende benaming. Hadden de Romeinen vuurwerk? Het terrein van het voormalig kerkelijk goed ligt in een park dat omheind is. Behalve de begrafenisonderneming Monuta staat hier ook de kerk van Christus Koning. Langs de Koninkrijkszaal van Jehova's getuigen loopt een pad waar een afgesloten hek de toegang verspert en een bord dat gebiedt. Langs het hek loop ik verder en zie een halfvergaan condoom liggen. Sex, ook hier? En met wie dan? Aan de overkant liggen woonblokken van een saaiheid zoals alleen Nederlandse aannemers die kunnen scheppen. Hier en daar brandt de kerstversiering ook overdag. Tussen de rij compacte auto's langs het trottoir staat een grote Cadillac in bruin metallic. Het beeldje op de radiateur is in V-vorm gelast uit twee gekruiste steeksleutels en twee pijpsleutels, een verbeelding van de overwinningen op de ongetwijfeld technische mankementen van de Amerikaan. De omheining vervolgt langs een straat niet ver van de spoorlijn Zutphen-Winterswijk. Tussen de straat en de spoorlijn ligt kleuterschool 'De Klimboom'. Een paar pubermeisjes op omafietsen passeren mij zonder me op te merken, ze zijn in elkaar verdiept, het moederlijk kleumen bij zo'n rijwiel bij de kleuterschool lijkt voor hun nog ver weg. Het landgoed is ooit in bezit geweest van de Hollandsche Ijzeren Spoorweg Maatschappij, die deze lijn toen exploiteerde. Het inmiddels afgebroken huis was in gebruik als herstellingsoord voor het personeel van de H.IJ.S.M. Destijds gooiden zich ook al mensen voor de trein zonder te bedenken dat een machinist daar nachtmerries van kan krijgen. Op de plaats van het verdwenen huis met Venetiaanse luiken staat iets dat er op moet lijken, maar groter en pompeuzer en in die anonieme quasi decoratieve stijl van huidige architecten: een vleugje van dit, een snufje van dat: u vraagt, wij tekenen, in dit geval in opdracht van de B.V. Standvastigheid, werkelijk een vondst voor een vastgoed-onderneming. Een hek gaat open en voor mij passeert een echtpaar in rode unisex windjacks. De vrouw mompelt nog iets over de sleutel tegen de man die achter haar aan loopt. Wij groeten elkaar beleefd, maar ik voel dat ze denken wat ik hier moet met mijn mobieltje dat hun vesting fotografeert. En ik proef aan hun de netheid, het zelfvoldane van een echtpaar dat slechts nog in lits-jumeaux slaapt en niet meer droomt van sex in een oud park in een warme zomernacht. Ik vervolg mijn pad rond het verborgen complex van vier gebouwen en krijg zin om op mijn oude dag nog elektrische gitaar te leren spelen en als mijn tijd gekomen is de boel op stelten te gaan zetten op Oudejaarsnacht in Voorland.

Herfstsonate

In de garage-showroom is een zitje gemaakt: op een terrasvloer van houten tegels staan een zwarte bank en een salontafel met glossy tijdschriften. Boven mij hangt een systeemplafond van witte rechthoeken, ik kan er door kijken en de bedrading tegen het kale metalen dak zien. Voor mij staat een glanzende zwarte gestileerde pop onbestemd voor zich uit te kijken tussen de nieuwe modellen.
LIV heet het 'lifestyle magazine' van Volvo. Het doet me denken aan de actrice Liv Ullmann uit de Bergman-films, door mij graag verbasterd tot Liv Huilman vanwege die pruillip en droevige oogopslag. Ze had het zwaar in die sombere films uit het noorden. Rode auto's zijn vaker betrokken bij ongelukken en het is een moeilijke kleur om te spuiten volgens een werknemer van Volvo in een artikel over de 'lakstraat'. Ik heb een rode auto, statistieken liegen nooit, nog beter opletten nu.
De gedienstige verkoper brengt mij dagbladen. Het landelijke voor Wakker Nederland laat ik links liggen, de plaatselijke krant genaamd De Stentor brengt nieuws over vroege paddenstoelengroei en de Ramadan die is ingegaan. Vasten brengt de mens dichter bij God in alle religies wordt hier beweerd. Onlangs heb ik dat onvrijwillig gedaan, het maakte me alleen kilo's lichter en wat timide, maar dat helpt mij mogelijk nader tot Hem te komen.
in de showroom probeer ik de zit van de C30, mijn klofje is een schril contrast met de gesoigneerde luxe van deze Berline met haar stoere transparante kont. Terug in de werkelijkheid: in mijn oude schicht maak ik een proefritje met de monteur die haar afgesteld heeft. Hij maakt mij attent op een kreunend bijgeluid achter: een versleten wiellager. Later denk ik aan een passende Bergmanfilmtitel: 'Cries and Whispers'. Dat wordt weer een nieuwe reparatie en ik denk aan een andere monteur die tegen mij zei: "A' j geld wilt zien stoeven, mo'j autoos hollen of doeven!" Ik begin te twijfelen aan mijn leefstijl op vier wielen, kan ik beter de suggesties uit het Volvo blad volgen en gezond, natuurbewust gaan leven in de eeuwig zingende bossen? Een Volvo fiets pakken om met een pepermuntje van de balie de (gratis van Volvo) gids van Natuurmonumenten volgen en 52 mooie plekken in Nederland afwerken? In de garage staan monteurs zwijgend te werken aan hun broodwinning, alle deuren staan open, een zachte zuidenwind blaast vergeelde lindenbladeren op de vloer. De herfst staat niet alleen voor de deur, hij komt ook naar binnen. Liv Ullmann is volgens Wikipedia en tot mijn verbazing geboren in Tokyo en in de herfst van haar leven (1938). Ze is gescheiden van haar tweede man, maar woont nog steeds met hem samen. Ik vraag me weer eens af hoe het verder moet met mij en die rode schoonheid uit Born met haar kwaaltjes. We kunnen niet goed met elkaar en niet goed zonder elkaar. Misschien moet ik 'Herfstsonate' van Bergman eens gaan zien, nu het seizoen nadert.

Concert

Het blijft bewolkt op de eerste meteorologische herfstdag, een zondag. In het vestingstadje is een caféterras gevuld met geanimeerd pratende motorrijders, moeizaam converserende echtparen en zwijgende eenlingen. Roeken ruziën in de platanen, de kerkklok slaat een half uur. In een foldertje zie ik een concert voor sopraan en tuba aangekondigd, een combinatie die ik nog nooit 'live' in een kerk of elders gehoord heb. Nieuwsgierig loop ik de kerk binnen en zoek een plaats op een van de harde houten banken. Naast mij zit een oud dametje met een kindergezicht en een geborduurd tasje dat zij krampachtig vastklemt. Ik observeer de koster, een magere gepensioneerde in zwarte trui die de geluidsversterking bedient en wat uit zijn humeur lijkt.
De musici zijn een blonde pronte jonge vrouw en een rossige stevige man met een goedmoedig gezicht. De tuba glanst en kreunt met diepe tonen, het ademhalen van zijn bespeler is hoorbaar. De zangeres brengt met heldere stem liederen van Hildegard von Bingen, John Dowland en gedichten van Christian Morgenstern.
De subtiliteiten in zijn 'Galgenlieder' ontgaan mijn oren, maar dat geeft niet, het overige publiek is vol aandacht in het sobere Godshuis. Mijn gedachten dwalen af naar iets dat ik las bij Oliver Sacks over Hildegard von Bingen, zij zou aan ernstige migraine-aanvallen hebben geleden. Van John Dowland weet ik niets, maar Morgenstern heb ik een tijd geleden herontdekt.
Zou de tubaspeler 'Windgespräch' kennen?

"Hast nie die Welt gesehn?
Hammerfest - Wien - Athen?"

"Nein, ich kenne nur dies Tal,
bin nur so ein Lokalwind -
kennst du Kuntzens Tanzsaal?"

"Nein, Kind.
Servus! muss davon!
Köln - Paris - Lissabon."

Voor John Dowland krijgt de tuba een grote zwarte demper om het geluid dunner te maken, het instrument was in de Middeleeuwen nog niet uitgevonden. In de zang valt een toon van de kerkklok even koket samen, het toeval doet ook mee, het is een mooi concert en het publiek verlaat tevreden de kerk met gulle giften.
Ik vervolg mijn tocht langs de boekwinkels en vind o.a. 'De Imitatio Christi' van Thomas à Kempis (Het oog wordt nooit verzadigd van zien, het oor heeft nooit genoeg van het horen) en 'Biorhythmik', waarin bekende Duitsers maar ook Heintje (Plötzliche Erkrankung) en Gerrie Knetemann (Radsport: Sieg) met hun ritmes beschreven worden. Hildegard von B. staat er helaas niet in en Graf Schenk von Stauffenberg had geen slechtere bioritmische dag (20 juli 1944) kunnen kiezen voor de aanslag op Hitler. Mijn maag knort en drijft mij naar een snackbar, langs een mooi oud pand waar een muziekantiquariaat is gevestigd. De Duitse eigenaar heeft een Nederlands bordje voor afgifte van kentekenbewijzen laten zitten. Of er zelf opgeschroefd in een opwelling van humor. Naast het huis ligt een perceel grond braak met weelderig bloeiende wilde planten. De beek kabbelt er langs, het is tegen zessen en nu doodstil in de straten. Nog één boekenstalletje, terwijl ik mijn friet geniet. Al eetlezend kom ik weer bij het terras in de boekenstad, een waterige zon beziet mijn vertrek. "Servus Bredevoort! Muss davon!".

Kulturhus

Onweerstaanbaar is de aantrekkingskracht van een rommelmarkt op mij. Meestal is het een droevige verzameling dingen op de vloedlijn van de hebzucht, maar er kan iets moois tussen zitten. In die hoop ga ik naar het Kulturhus in het Gelderse Laren. Opeens heeft elk dorp zo'n huis, een mode die meegewaaid kan zijn met de Ikea-meubelen. De hoofdstraat is versperd met dranghekken, de jaarlijkse kermis vult de straten met zijn attracties. De aan het Kulturhus grenzende kerk is uitgeruimd en blij kijkende vrijwilligers staan achter tafels met prullaria. Voor 1 euro mag je een plastic tas vol stoppen. Al speurend kom ik tot een selectie van huishoudelijk gerei: een appelboor, een aspergeschiller, een verstelbaar koolmes, een olie en azijnstel, een koffiezetapparaatje, een snijbonenschilmachine en nog wat onooglijks. Een ouderwetse timmermanshandboor laat ik liggen, hoewel hij antiekwaarde moet hebben. Een overjarig setje penicillinezalf voor dieren stinkt te erg, hoewel het een mooi etiket heeft. De geest Gods lijkt totaal uit de kerk verdwenen door het geschuifel van de koopjesjagers. Het orgel zwijgt, de kermis dreunt, een late middagzon schijnt op de zondaars.
Na de prullen kom ik bij de boeken en platen: een tas vol voor 2,50 euro. Dat gaat sneller: De Kantelbergse vertellingen van Geoffrey Chaucer, Dichters in Durban, De Nieuwe Wilden in de poëzie (allen vrouw), De oorlog der werelden van H.G. Wells, Het ontsnapte land van Geert Mak en meer dat de opsomming niet verdient. Tussen de lp's en cd's vind ik zang uit Sardinië, Jiddische muziek, wat reggae en soul en de jaren '80 cultgroup The B52's, genoemd naar de beruchte bommenwerper. De lp's met Achterhoekse humor en pianorags van Scott Joplin gaan met moeite in de tas die is gaan uitpuilen. Dan vind ik nog een complete set van Bach cantates, zestig cd's passen net in twee nieuwe tassen.
Een oudere man ziet het aan en zegt dat de mensen in India juist leren om zich te bevrijden van spullen. Daar zit wat in, hoewel de meesten daar niet zuchten onder bezit. Ik red me eruit door te zeggen dat ik na deze aankopen iets Zen-achtigs ga doen, proberen te onthechten. De zware tassen snijden in mijn vingers, bij de kofferbak van de auto heb ik even het gevoel een roof te hebben gepleegd: de dagopbrengst van een culturele tasjesdief.
Thuis bekijk ik mijn schatten, in de titels van Bach zie ik aansporingen tot onthechting: 'Herr, wie du willt, so schicks mit mir', 'Gute nacht, du Weltgetümmel' en 'Welt ade! ich bin dein müde'. Ik wacht nog even met Zen-oefeningen en zet Cosmic Thing van de B52's op: " I was havin' this out-of-body experience, etc.". Onthechten is moelijk, laat staan uittreden. Over niet al te lange tijd komt de Weggooidienst om mij te helpen mijn Kulturhus te legen. Of het is zo hopeloos dichtgeslibd dat ze moeten besluiten het te bombarderen door Amerikaanse vliegtuigen, terwijl Bachs Arioso (Basso) 'An irdische Schätze' klinkt.

vrijdag 5 augustus 2011

Geheugen

In de fotowinkel vraag ik naar geheugen voor mijn camera. De rijpe pronte dame zoekt naar het juiste type en vraagt terloops of er met mijn geheugen nog niks mis is. "Voorzover ik weet niet" antwoord ik en spreek daarmee mijn twijfel uit, misschien is Alzheimer al binnengedrongen en vergeeft mijn omgeving de vergissingen, de verhaspelingen, het 'er niet op kunnen komen' en de gaten in mijn gigabytes. Het moderne leven is ongenadig voor de falenden en de slordigen, zij vormen een stoet van ongelukkigen achter het keurkorps van allesweters, veelweters en betweters in een onhelspellend schilderij van Jeroen Bosch.
Ik zeg dat het handig zou zijn om wat geheugen bij te kunnen prikken in ons hoofd, maar zij antwoordt dat we daarvoor een sleufje missen. "Fout in de evolutie", beweer ik, "die kieuwen hadden dat moeten worden." Ze lacht een ontsierende kauwgom bloot en beweegt bevallig in een dunne bloemenjurk een behoorlijke boezem en een malse achterste. Mijn ogen dwalen over haar en de winkel, veel lijsten en foto's van bruidsparen op de dag van hun leven in een klassieke auto, koets of op een boerenkar. Heeft ze zelf een gelukkig huwelijk? Zit haar man onzichtbaar in een achterkamer te kijken naar een blauwgrijs monitorscherm met schokkerig bewegende gestalten bij de toonbank?
De dame begint over het brein van de medicijnenstudent in de jaren zestig met een gaatje in zijn hoofd. Hij streefde naar een groter bewustzijn. Het verschil tussen geheugen en bewustzijn is groot, maar de associatie is toegestaan bij een toonbankgesprek. Huges heette hij, weet ik, Bart Huges. Hij droeg er een verband over, zodat je niet kon zien of het echt was in de onscherpe foto's van Hitweek. Later was hij onder de 'beautiful people' op het feesteiland Ibiza, met Simon Vinkenoog en anderen. Die medicijnenstudie zal wel afgebroken zijn... We doen er lacherig over, we hebben de leeftijd van voormalige bloemenkinderen, ondertussen worden we het eens over een 1 GB SD Card van het merk SanDisk. Teveel geheugen is ook niet goed, vindt zij, de mensen kunnen dan niet meer bevatten wat ze allemaal gefotografeerd hebben, laat staan vinden in hun computer.
Buiten kijk ik naar de gevel en de zwierige letters van haar zaak: 'Foto Marjolijn'. Dan pas denk ik aan de gelijkenis van LSD en SD en andere geheugenkaartvarianten.
Haar flirtages hebben haar geen windeieren gelegd, de winkel ziet er welvarend uit. Hugues noemde zijn gaatje het Derde Oog. Zo zou ik mijn fotozaak noemen, Marjolijn zou ik in dienst nemen. Vrouwelijke intuîtie gaat boven waarneming en fotografie. Zij voelt precies aan wat je nodig hebt: SD. Mens Sana in SanDisk.

Tijd

Op de terugweg van het Joods Historisch Museum worden we in de Kochstrasse aangesproken door een kleine oude dame. Ze draagt zomerkleren en een hoedje, in haar gebit glinsteren vullingen. Ze wil weten waar we vandaan komen en wat we komen doen in Berlijn. Ja, ja, de Hollanders reizen veel, zij wilde zelf eens gaan studeren in Eindhoven, maar de oorlog verhinderde dat. Ze is van 1925, vertelt dat de Duitsers het huwelijk van Bernhard met Juliana afkeurden, ze vonden het een vorm van verraad. Ze komt uit Mecklenburg in de voormalige DDR en is meermalen 'verschleppt worden', belandde zelfs in een Russisch kamp en moest dwangarbeid verrichten. Haar naam spelt ze als Ney, ze is een afstammeling van gevluchte Hugenoten die werden opgenomen door het tolerante Pruisen van Frederik de Grote. Ze oogt frèle als een Française, vertelt dat je op de lagere school gerangschikt werd naar het inkomen van je ouders, zij zat achteraan in de klas. Vooraan zat een Joods meisje dat elke dag een andere jurk met strikken droeg van de fijnste zijde. De andere kinderen staarden naar haar boterhammen met boter, vlees en soms droop er chocoladepasta uit. Misschien waren die boterhammen wel niet zo gezond, want zelf kreeg ze niet zulk eten en ze leeft nog, glimlacht ze. Er lijkt in haar verhaal geen zweem van antisemitisme, ze geeft de feiten weer uit een fabelachtig geheugen, maar waren er misschien ook rijke Duitse kinderen? En wat is er van het Joodse meisje geworden? Die wedervragen blijven uit, ze is een dwingende persoonlijkheid.
Er zijn honderden lotgenoten van haar zegt ze, ze heeft er hoofdstukken voor een boek over geschreven, maar het is niet uniek genoeg voor publicatie, het zal een manuscript blijven. Scholen waar ze haar verhaal wil doen houden zich doof, men wil niet herinnerd worden aan pijnlijke tijden. Ze woont hier om zich thuis te kunnen voelen, maar dat lukt niet echt meer, ze vindt Berlijn een koude stad geworden en legt daarbij haar hand op het hart, maar het Berlijns is nog hetzelfde. Onlangs merkte ze dat in een taxirit, waar ze al na een paar minuten met de chauffeur "hin Berlinerte" Een Berlijner zegt: "Das habe ich mir vergessen", in plaats van "Es ist mir entfallen". We horen de naamval en prevelen zelf even het rijtje van de derde in het Duits. De dame heeft een ezelsbruggetje dat ze voordoet op de vingers van één hand, Duitsers weten zelf soms ook geen raad met de vervoegingen.
Ze taxeert ons gezelschap, ik ben duidelijk een Hollander. De andere man houdt ze voor een filmacteur, de dames blijven zonder beroep. We maken beleefd een einde aan het gesprek, we hebben te weinig tijd om de vorige eeuw uitvoerig met haar door te nemen. Daar zou ze zonder twijfel toe in staat geweest zijn, deze wandelende ooggetuige van de tijd in de straat van Checkpoint Charlie op een zondagmiddag in 2008.
De twijfel over het verhaal van het slachtoffer met de naam van de Napoleontische maarschalk komt langzaam op en wil niet meer verdwijnen. Checken kunnen we het niet, we verlaten de voorheen Amerikaanse sector om de trein naar Nederland te halen.

Café

Het Wapen van Heeckeren op het landgoed Enghuizen bij Hummelo is altijd open behalve op maandag. De entree heeft een mechanische deurbel die hol klinkt in de lange gang. Linksaf ga je naar de gelagkamer, rechtsaf naar de biljartkamer. We krijgen Dommelsch uit een fles in de koelkast achter een kleine toog, een tap is er niet.
De waard kijkt ons vriendelijk maar een beetje wantrouwend aan, hij lijkt kortademig van roken of asthma. Zijn vrouw is bezig in de keuken naast de gelagkamer, het ruikt naar aardappelen, vlees en uien. Ze kookt alleen voor meer dan zes personen legt ze uit in Nederlands met een zwaar accent. Je krijgt dan soep vooraf, aardappels, frites, twee soorten vlees, vier soorten groente en een toetje: ijs met warme kersen of 'poedding' zoals ze het uitspreekt. Bij het noemen van een prijs per persoon bestudeert ze onze gezichten, we verstrakken niet, de prijs lijkt redelijk. "Excloesief drank", zegt ze erbij. Dat kan de prijs flink verhogen, de drank in de man heeft de neiging meer te willen. Tijdens zo'n etentje voor een gezelschap is Het Wapen voor anderen gesloten zegt ze en geeft een eenvoudig visitekaartje. Geen website, geen e-mail adres, zelfs geen fax.
We kijken rond naar de oude prenten achter glas die aan de zalmkleurig gesausde wanden hangen. Op een ervan wordt een stroper op blote voeten in pantoffels bij het oor opgebracht door twee jachtopzieners, terwijl hij op zijn beurt een haas bij de oren vastheeft. De andere prenten tonen idyllische taferelen met dames en heren aan een beek. Boven de schouw hangt een ouderwets geweer en op de boezem staan foto's van de schietvereniging waar de eigenaar lid van is. Daartussen staat een houten huisje uit Zakopane, dat zal de Poolse inbreng van de waardin zijn. In de schouw staat een mooie oude 'Lange Jan', een kolenkachel, ervoor is een gashaard in 'rustieke' stijl gezet met een aparte glanzende aluminium afvoerpijp.
Buiten kijken we nog even naar 'de platte wagen' met bloeiende bloemen en een stang in de wielen, Hij staat wat scheef onder de oude linde, een van de banden is lek. Wanneer we de weg vervolgen tussen Hummelo en Zelhem zien we aan de linkerkant een boerderij met de naam 'Bautzen'. Later lezen we dat er nog meer boerderijen zijn vernoemd naar plaatsen waar Carel Baron van Heeckeren van Enghuizen strijd leverde in dienst van Napoleon.
We peinzen over een etentje met gelijkgestemden op een mooie avond in de herfst.
Het gesprek kan gaan over de tocht van de Baron door Duitsland en Polen en hoe dat hier in de Achterhoek ligt.

Kermis

In het R.K. kerkdorp Harreveld is kermis. De hoofdstraat is afgesloten en bezaaid met vertrapte plastic drinkbekers en fritesbakjes. Tegenover de kerk staat een grote tent met een roetsjbaan, ernaast een botsautogarage. De straat is gevuld met dreunende geluiden en onverstaanbare aansporingen van de kermismensen om de attracties te proberen.
Het weer straalt op de Tweede Pinksterdag, de zon werpt harde schaduwen van de mensen in hemd en zomerbroek. Mijnheer pastoor is nergens te zien, hij blijft vandaag liever binnen.
Bij de schiettent probeert een brildragend meisje met X-benen en peenhaar een trofee te raken. Naast haar staat een jongen in zwart t-shirt met opdruk: Schijt an ALLES! hetzelfde te doen. Een dame probeert de Liefdesbarometer, de handpalmen op het apparaat verraden haar 'ontrouw' op de schaal van 'lichtgelovig' tot 'dolverliefd'.
De biertent werkt met munten, die moeten in het cafetaria bij een vrouw in rolstoel gehaald worden. Het café heeft rolluiken, we zijn hier al dicht bij Duitsland. Zitten kan aan de tafeltjes voor het podium waar de band PLORK EN DE AANNEMERS zich warm loopt. Twee mengpanelen en veel luidsprekers verwerken instructies als: "Hee, hee, hopsasa", om een optimale geluidsbalans te bereiken. Aan een tafel links van mij zitten jonge echtparen, de vrouwen krijgen al wat onderkinvet en hun kapsels zijn kort en te zwart geverfd, wat een harde uitstraling geeft. Een van de mannen draagt een rode Ferraripet en hij lijkt daarmee nog meer op Nikki Lauda, hoewel zijn oren en huid nog intact zijn.
De zanger van de band draagt een lange korte broek, op een van zijn kuiten een grote tattoo van Homer Simpson, de underachiever stripheld uit Australië. Zijn baard is zo lang als die van een monnik, zijn gezichtsuitdrukking is wat afwezig, eigenlijk zou hij zo uit een kloosterorde gestapt kunnen zijn. Hij had genoeg van het Latijn zingen en de stichtelijke teksten, nu kan hij zich uitleven met strofen als: "Zal ik jou eens in je bek schijten of heb je liever poep in je hoofd!?", ondersteund met een zware beat. In mijn ooghoeken zie ik een groepje steeds vrolijker worden van de dienbladen bier die aangedragen worden. Een zware man en diens nog dikkere vrouw breken op, haar achterwerk deint mee als een uitpuilende gifgroene fietstas, het eetprobleem wordt naar huis verschoven, maar eerst gaan ze nog even langs de haringkar.
Voorbij die kar staat een kraam waar je spijkers in een plank kunt slaan. De jongen die bezig is draagt een plastic hoofddeksel dat hoofdletsel moet verbeelden, verbandwindsel met bloedsporen. Hij is linkshandig en hamert driftig als een specht op de plank, aangevuurd door een spreker die het slaan voorstelt als: "een spieker in de kop bateren". Mooie uitdrukking, dat 'bateren', het lijkt me een overblijfsel uit de Franse tijd in de Achterhoek.
Op de parkeerplaats bij het gebouw van voorheen de Coöperatie zie ik dat die nu Farmers heet. De boeren worden ook meegesleurd in de Engelse namen gekte die hun door de media in de bek wordt gescheten. Gelukkig is er kermis om eens flink je mond te spoelen met Grolsch.

Hangzolder

Op de ruwe houten bank langs het pad over de stuwwal die Lochemse Berg heet kijk ik naar een denkbeeldige, versneld afgedraaide film van de laatste ijstijd. De gletsjers smelten weg, laten de stuwwal achter en zetten het landschap rondom onder water. Er komen moerassen, muggen en malaria. Langzaam wordt de streek bewoonbaar, er ontstaan dorpen en steden, er komt rechtspraak. Dit pad aan de oostzijde van de wal draagt de raadselachtige naam Hangzolder. Het schijnt een droogruimte te zijn bij papierfabricage, maar stond hier ooit een papierfabriek?
Ik denk aan een oude prent waarop de berg nog kaal is. Op de voorstelling staan in de verte galgen en karwielen op een staak. Dit moet een hangplek geweest zijn, in de meest ongunstige zin van het woord. Toen ik een stel belangrijke heren eens uitlegde dat mijn achternaam ontleend kan zijn aan het radbraken van mensen op een wagenrad merkte er een guitig op: "En u durft nog hier te komen?" Misschien had ik moeten zeggen: "Komt u toch eens langs op een Dag van Oude Ambachten!", maar ik was te verbluft door de geestigheid van deze PTT'er.
Op het hoogste punt van de berg staat een 'Belvedere', onzichtbaar geworden door de aanplant van bomen en nu in gebruik als klimtoren. Over de er aan bevestigde staaldraden kun je leren 'abseilen', als voorbereiding op het echte werk in echte bergen. Als het hard heeft geregend zijn er kleine beddingen te zien van wildstromende beken die de berg uithollen en boomwortels blootleggen, evenals kiezelstenen in allerlei soorten. De bodem heeft soms de kleur van as en heet daarom naar het Russische podzol.
Het pad is een scheiding tussen bos en weilanden waar 'Witte Wieven' worden waargenomen, nevelsluiers die heksen kunnen verbergen. Deze folklore is door de plaatselijke bakker geëxploiteerd tot een uitspanning, op het dak van zijn bestelauto rijdt een polyester heks op klompen en haar bezem mee naar de klandizie.
In het ijs van bevroren plassen zie ik grillige hoogtelijnen en soms gezichten. Aan het eind van het pad ga ik onder het naambord HANGZOLDER staan en laat mijn hoofd scheef hangen, tong uit de mond en ogen naar boven gerold. Uit de bossen hoor ik een midwinterhoorn klagen, er hangt een koude mist over de velden.

Natuur

Aan het begin van de zandweg bij de beek staat een houten keet. Er staat een naam op in 'rustieke' stijl: HEURE. Ernaast een bordje van de KNKF, de Koninklijke Nederlandse Krachtsport Federatie. Koninklijke Krachtsport? Ik heb Prins Bernhard nooit halters zien drukken, wel zag ik Willem Alexander juichen op de Olympische Spelen. Maar ook hem zie ik niet in een krachthonk zwoegen tussen mannen met 'heure', behaard dus. Op een veldje staan betonnen blokken met hijsinrichting en een metalen strook met ribbels in het gras. Die zou kunnen dienen voor het schrap zetten bij touwtrekken. Ik proef het woord nog eens in het Frans: 'C'est l'heure', dit is het moment. De zandweg loopt door een verwaarloosd ogend stuk bos, beheer volgens de nieuwste inzichten. Bij de enige boerderij staan schapen in de wei bij balen kuilgras, ik ruik de sterke, zure lucht ervan. Een dame in een rood jack komt langs met twee Dalmatiërs, neen, het is niet Glenn Close uit de film met die honden en ze is ook niet fataal attractief. Bij de brug over de beek is een constructie bedacht voor het vissenverkeer. De stuw is vervangen door een stelsel van kleine watervallen, waartussen de vis kan rusten voordat hij instinctief weer stroomopwaarts wil. De beek is een zogenaamde 'natte ecologische verbindingszone'. Hij is hier ook hersteld in zijn oorspronkelijke meanders, met afkalvende oevers en daar omgevallen bomen, een vreemd contrast met het omringende strakke en efficiënte weidelandschap. Dit is nieuwe natuur.
Plotseling komt een groepje basisschoolkinderen langs huppelen, terwijl ze uitgelaten in koor roepen: "Maandag, maandag, maandag!". Het is donderdag, maar in hun magische wereld is dit de dag waarop ze naar het hier gelegen oudheidkundig museum mogen met de grijze meester en de jongere juffrouwen met broeken tot op de knie, de nieuwe klederdracht voor de Nederlandse vrouw, meestal niet erg sexy.
Ik sla een weggetje in dat langs een verlaten klein zwembad loopt, ooit werd hier waarschijnlijk in de beek gezwommen. Aan een boomtak zie ik iets glinsteren, het is een sleutel met een boomerang als hanger. Helaas, deze gadget heeft hier niet gewerkt, het wachten is op het moment dat de verliezer ervan hier weer langs komt. Langs de oever van de kabbelende beek loop ik terug naar het krachthonk, de wolken zijn monumentaal en dreigend geworden, het zonlicht schel. Onder de brug naar mijn parkeerplek dobberen twee zacht kwebbelende zwarte zwanen, er nadert een ruiter. Het blijkt een oudere dame met een zeer sterke bril, dat lijkt me een handicap voor een amazone. Haar grijze haren zitten onder een valhelm, ze zet het paard in een kalme galop over de zandweg. Haar achterwerk deint, hun manen dansen.
De bruine gordijnen in het krachthonk zijn gesloten, mannen zwoegen nu in het veld of achter de computer in het zweet huns aanschijns. Niet allemaal, want als ik een geparkeerde zwarte SAAB passeer zie ik een stel in overspel. De man houdt losjes zijn arm op haar rugleuning, zij zit achter het stuur met een stralend gezicht van de mogelijk onderbroken omhelzing. Het is de natuur, het bloed kruipt waar het niet gaan mag. "C'est l'heure", voor de blondine en de man met de donkere 'heure', ook al is het pas tegen drieën.

Vulling

Mijn afspraak met de tandarts is op 12.00 uur gezet, het moment waarop de sirenes gaan loeien op de eerste maandag van de maand. Het geluid verstomt, een gure voorjaarswind giert door de nieuwbouwwijk. De entree bij de praktijk is via elektrische schuifdeuren, achter de balie hangt een abstract schilderij van een onbekende meester. Op de leestafel ligt de Volkskrant, ik snel de koppen door, vandaag blijft er echter niks belangwekkends voor mij hangen. Dan het tijdschrift Vrouw in Bedrijf, met op het omslag een vrouw die stoere biceps maakt, staande voor een kunstwerk dat ook power uit moet stralen. Ze is succesvol, maar in haar atelier is het steenkoud. Altijd die atelierkou, dat kan toch niet goed zijn voor een scheppende ziel...
De patient voor mij is een vrouw met een zware shagstem die een afspraak moet maken. Ze hebben toch iets gevonden bij haar, zegt ze tegen de assistente op een verongelijkte toon. "Dat heb ik weer", voegt ze er aan toe, het is duidelijk: ze heeft altijd pech in het leven. Dinsdags kan ze niet, want; maar de assistente praat er over heen. Ik vul in: schoonmaken, theevisite, oppassen. Eerder kwam ze voor een gesloten deur, toen had ze zich vergist, 'dat heb ik weer' klinkt het nog eens. Ze gaat weg, maar komt nog eens terug voor iets dat ze vergeten was. Dat blijkt niet zo en ze roept dat ze al aan het dementeren is. Niemand spreekt haar tegen.
In de behandelstoel kijk ik naar een op het plafond geplakte kopie van een gravure van Escher, een logische plek eigenlijk. De mannetjes op de trappen willen het dak uit, maar de graficus heeft dat slim onmogelijk gemaakt, ze zitten in de val, net als ik. Voor de restauratie van een oude vulling krijg ik verdovende prikken, de tandarts en de assistente zitten zwijgend te wachten op het effect, het lijkt wel of ze bidden. Ik moet denken aan de woorden van Woody Allen: " I'm not afraid of death, but I do'nt want to be there when it happens". Vul tandarts in voor de dood, maar ik hou de witz voor me. Ik sper mijn gevoelloze kaken open en doe mijn ogen dicht. Een kango beukt de vulling eruit, de haakse slijper giert langs de wanden van de holle kies. Mijn borst is gereedschapskist, er wordt een constructie gemaakt om de zaak weer op te metselen, mijn mond lijkt een bouwput. De werkplek wordt voortdurend leeggepompt met een slobberend geluid, er is ook lekkage. Daarmee wordt bloedend tandvlees bedoeld. Het woord primer valt en er is veel specie nodig, bij het uitharden klinkt telkens een bliepje, zoals bij het radiocontact van de eerste maanlanding. Ik ben 'in space', bij Armstrong, Aldrin en Collins. Zacht klinkt de praktijkmuzak van kwelende meisjes met gave tanden over eeuwige trouw. Het karwei slaagt, maar de kies zal een volgende behandeling niet overleven zegt de tandarts. Ik beloof hem er zuinig op te zijn. In de autospiegel zie ik mijn scheef vertrokken gezicht, als dat van een een boer met kiespijn en mompel "Dat heb ik weer".

God

In de hal van het conferentieoord wacht ik op het vertreksein voor de lezing over God, de onzichtbare, onkenbare, onberekenbare. Het gesprek dat ik afluister gaat echter over tuinieren en rode uitjes die je alleen in Wapenveld kunt verkrijgen. Het is daar nu vermoedelijk geen Koopzondag, zoals de mensen buiten de Bijbelgordel hem eigenlijk het liefst doorbrengen.
De theologe loopt met ons in een stoet omhoog naar de kapel op de berg. Voor enkelen van de meest ouderen is dit een opgave, ze snakken naar adem, hoewel de lucht hier nog niet ijl kan zijn op deze stuwwal uit de laatste ijstijd 50 m boven NAP.
In de sobere, bruingebeitste houten kapel hangt een schilderij waarin ik een engel zie, de enige afbeelding in het gebouw. De lezing begint met harpspel door een ernstig kijkend meisje. Het is geloof ik de eerst keer dat ik 'live' harp hoor, ik ken het geluid alleen maar als de riedel langs alle snaren die hoort bij een flashback in een film. Ik kan me nu voorstellen dat engelen harp spelen en vind het een prettig geluid, in tegenstelling tot het gerammel van een klavecimbel, daar zou ik voor passen bij de hemelpoort.
De theologe verklaart de theorieën van een Engelse wiskundige uit de vorige eeuw, Alfred North Whitehead. Hij construeerde een model waarmee God valt te verklaren.
We moeten God zien als een functie, hij schept de voorwaarden voor het bestaan van aarde en mensen, een soort van facilitair manager. We moeten zelf maar zien hoe we het invullen en zaken als leed, ziekte en ongeluk kan hij niet voorkomen. Er zit zelfs een estethisch aspect in: intuïtief zoekt de mens naar de beste oplossing in de gegeven omstandigheden met de gegeven middelen. De beste of elegantste kan ook de slechtste zijn in morele zin. Ik vul dit in gedachten aan met Hitler, Stalin, Pol Pot en anderen.
Terwijl ik de abstracties probeer te volgen breekt een zonnetje door en verlicht de theologe van opzij. Ik kijk naar het opgestoken haar en de mooie oorschelpen van de vrouw die voor mij zit, wat later zie ik dat ze een hard gezicht heeft. Ik sluit mijn ogen, doezel wat weg en hoor de heldere stem van de theologe, de suizende gaskachel en het getwiettwiet van een voorjaarsvogeltje. Als ik mijn ogen open zie ik voorbijkomende wandelaars nieuwsgierig omhoog kijken, alsof er een wonder te zien is. "Die middag was de kapel op de Kalenberg gehuld in een stralend licht!", zal een van hen bloggen of melden aan de lokale pers.
Van het ijverig notities makende gezelschap blijft na de pauze een kleinere harde kern over voor de rondvraag. Zij stellen terzakedoende vragen, de theologe kan ze beantwoorden, maar voor mij blijft God een raadsel. Een man die beeldend kunstenaar is bevalt het estethische aspect in de theorie: ook hijzelf zoekt de meest elegante oplossing voor een estethisch probleem. Hij draagt zijn wat te lange grijze haar in twee korte vlechtjes op het achterhoofd, waarmee hij illustreert wat North Whitehead bedoeld kan hebben.

Blues

Op een viaduct over de A18 bij Westendorp kijk ik over het landschap van mijn kinderjaren: weilanden, boerderijen, sloten en zandwegen waarvan de meeste nu verhard zijn. Het toen geheimzinnige witte landhuis in het bos staat nu open en bloot naar de snelweg gekeerd. Onder mij een onophoudelijke verkeersstroom die westelijk aansluit op de A1 en oostelijk eindigt in een vaatvernauwing naar andere wegen, in het donker letterlijk te nemen door de rood opgloeiende remlichten. Over de snelweg buigt de B-weg met een bedacht sierlijke lus in de richting van mijn geboortehuis. Dat brandde af na onze verhuizing in de jaren vijftig. Er is niets meer dat ik herken, ik weet alleen dat op een plaats die ik aan kan wijzen restanten van de olielamp moeten liggen die mijn vader stuksloeg en daar begroef. Want we kregen elektriciteit, gloeilampen en een radio. Ook kan ik de plaats aanwijzen waar een van de buurjongens zijn handen overgoot met wasbenzine en ze vervolgens aanstak. Eraan vooraf ging de mededeling: "Hier kun je zien wat je nog nooit gezien hebt!", uitgesproken met de intonatie van een circusdirecteur. Mijn zus en ik keken toe, we stonden alle drie in het maanlicht op de bevroren sloot langs de weg. Desondanks werd buurjongen later een vaardig timmerman. Verderop zie ik mijzelf omhoog reiken naar het stuur en trappen op de fiets van mijn moeder, terug naar huis van de tandarts. Zij had al haar tanden laten trekken om 'een gebit te nemen', dat had toen een zekere status. Ze voelde zich kennelijk te beroerd om terug te gaan en zal zich hebben laten ophalen door mijn vader. Mijn rossige haar werd geknipt in het dorp door een man die vader en mij dezelfde coup gaf: kort rondom met de tondeuse en bovenop wat langer met een schuine lok op het voorhoofd. Met dat hoofd sloeg ik tegen de muur van de lagere school toen ik tegen een grotere jongen opbotste. In de pisbakken op de gang naast de lokalen moest ik overgeven, ik had een hersenschudding, waarmee ik thuis in het donker moest liggen. Onder het schaarse verkeer dat er langskwam viel een grote zwarte Opel Kapitän op door zijn lekke uitlaat die mij deed opschrikken in mijn klasje. De school is nu een fietsenwinkel en rondom de voormalige speelplaats staan woningen. Het dorp had twee maalderijen, tegenover elkaar gelegen, die zijn nu in gebruik genomen door de plaatselijke autohandel. De winkel in ijzerwaren zit er aan vast geplakt, totdat ze ook zal worden opgeslokt door de heilige koe. De houtzagerij is niet langer in werking, er ligt geen boom meer te wachten voor de roestende transportband, het terrein is verlaten en het gebouw oogt verwaarloosd. In een van de beide café's wordt de Westendorp Bluesnight voorbereid, Bill Wyman heeft hier ooit opgetreden. Het is 2008, ik ben van 1948, het is de 18e Bluesnight aan de A18.

Berg

Het uitzicht op de beboste heuvel die Herikerberg heet wordt bedreigd. Enkele boeren in het boomloze ruilverkavelde gebied aan de zuidkant van de berg zien wel wat in de plannen van een projectontwikkelaar om er een recreatiepark te bouwen. De grazige weiden zullen golfvelden worden en er zullen 350 woningen verrijzen. Een vereniging van verontruste burgers heeft deze voornemens gemeld bij LANDROOF, het deze zaken signalerende tv-programma. De bijbehorende wandeling gaat door het gebied en de voet van de aangrenzende berg. Er is nog een stukje bewaard van het natte gebied van voor de ruilverkaveling, beplant met elzen. De berg is beplant met beuken, eiken en percelen produktiebos, dennen en sparren. Ik moet denken aan de haiku: "Als er geen vogel zingt is de berg nog stiller". Hier en daar is onder zo'n perceel een dik mostapijt gegroeid, bijna van huiskamer-kwaliteit. Elders ligt een camping aan de rand van het bos, ik kijk door de heggen naar het verdrietig stemmende ratjetoe van stacaravans, optrekjes en speeltoestellen. Recreëren, het zou me hier niet lukken... Uit de groep wandelaars komen verontruste geluiden over de druk van mensen en dieren plus auto's die dit met zich mee zal brengen. Er wordt criminaliteit gevreesd en in de praatjes over lokale werkgelegenheid gelooft niemand, het bouwen zal wel door Polen gedaan worden en voor winkelen in het nabije Goor zullen weinigen voelen.. Het wordt een 'Fremdkörper' in de omgeving, de bewoners zullen geen sociale banden hebben. Als het klaar is zal de projectontwikkelaar de omwonenden achterlaten met de problemen. Langs een kerkhof gaat het over een oude landweg met populieren en langs de spoorlijn Zutphen-Oldenzaal. De dominee met wie ik oploop vertelt dat hij eerder de Betuwelijn-aftakking vreesde, die vlak langs zijn voormalige seinwachterswoning zou denderen. Daartoe zijn rails en kiezelbed reeds vervangen door een -alweer- Poolse firma. Het schijnt dat deze plannen naar de toekomst verschoven zijn. We komen een man op de fiets met visgerei tegen, een Chinees van alhier. Ik opper dat het hele project misschien met Chinees geld gefinancierd zal worden. In de berm liggen bierblikjes, volgens de dominee van een plaatselijke, onverbeterlijke alcoholist. Straks zal er nog veel meer rotzooi komen, de handhaving van regels is vermoedelijk onbegonnen werk voor het plaatselijke ambtenarenapparaat. Later vraag ik aan een oudere man of hij belanghebbende is. "Vooral visueel", antwoordt hij. Ik kan het hem nazeggen, want ik ga wel eens wandelen bij Stokkum, een esdorp dat hier dichtbij ligt. Aan de kale weiden is niet erg veel te beleven, de berg hult zich in bomen, maar uitzien op een recreatiepark lijkt me een kwelling voor ogen en geest. En voor het dromerige Stokkum. De doden in de oude grafheuvels van de Herikerberg zullen zich omdraaien als de shovels naderen, ze zullen hun ogen niet kunnen geloven.

Stoppage

"Met Krosenbrink, ik heb een stoppage voor u!", keft de gemoedelijk klinkende stem aan de lijn. Ik moet even nadenken: 'stoppage', wat is dat ook weer? Ik herinner me de broek met een winkelhaak die ik bracht bij de stomerij annex naaimachinewinkel, tevens kledingreparatie. "Ja, ja, da's mooi, ik kom zo gauw mogelijk langs!", roep ik enthousiast terug.
Ik was een paar keer vergeefs aan de deur geweest, na de Kerst werd een pauze genomen volgens een A4tje op de deur. Wel waren ze op een ver uit de buurt gelegen telefoonnummer te 'berijken', die techniek wil ik ook nog eens leren.
De winkel staat links vol PHAFF naaimachines, op schappen en de vloer, rechts is een toonbank met er achter een kledingrek van de stomerij die onder een andere naam gevoerd wordt. In het kantoortje 'achter' zit een raam met een 'one-way screen'. Het is vol met allerlei zaken, waaronder een radio die op het nieuws staat afgestemd en een pickup waarop tegelijkertijd lp's van Maria Callas worden gedraaid. "Dat vinden wij zo mooi", werd verklaarde de eigenaar eens. Ik neem aan dat zijn assistentes dat ook vonden, maar daar kreeg ik geen hoogte van. Ze zijn allebei volslank en ernstig. de oudste neemt haar taak zo serieus dat ze eens geen kledingstuk mee wilde geven zonder het ophaalbriefje. Ik mocht even naar huis bellen op de telefoon waar de nummers van weggesleten waren, ik moest dus gissen. Het haalde niets uit, het kledingstuk bleef waar het was, ik had te maken met een echte 'allesvrezer', waarom zou ze een rok meegeven aan een man die ze niet kent?
Nu kom ik langs voor de broek die geheimzinnig bleef haken aan de bestuurdersstoel van mijn auto, de derde broek al en ik kan geen schuldig onderdeel vinden. Het is een te snelle beweging die de stoel toe laat happen, op dezelfde plaats waar honden dat doen, in de dij. Er is geen gat meer te zien, alleen een witte knopspeld op de plek waar het vermoedelijk zat. Vakmanschap van een oude dame heb ik begrepen. De kosten overstijgen helaas ruimschoots de dagwaarde van de broek... De dochter van Krosenbrink geeft me na betaling het kledingstuk zonder plichtplegingen mee en heeft dezelfde olijke lach als haar vader. We zijn het erover eens dat o.a. met de term 'stoppage' het Frans behouden blijft in ons land. Krosenbrink rijdt motor, het liefst op zondagochtend en in groepsverband. Hij lijkt er niet het type naar, maar zou hij in een wilde bui misschien wel eens een 'stoppie' proberen? Dat is zo hard in de voorrem knijpen dat de voorband giert en het achterwiel omhoog komt. Je moet zoiets er wel zonder kleerscheuren afbrengen. Dat bandengegier door mij eens vergeleken is met de stem van Callas op afstand zal ik niet tegen hem durven zeggen, het zou hem pijnlijk treffen. Haar ultrasone geluid verricht achter een one-way screen wonderen met gehavende, bijna afgeschreven herenpantalons. Stop.

Kanon

Heel Nederland is al eens of vaker op de schop geweest, zo ook Groenlo. Maar nu dreigt de kettingzaag voor het merendeel van de bomen op een overblijfsel van de noordelijke vestingwal. Zij moeten weg om toeristen vrij zicht te bieden op de wal en daarop te plaatsen 'oude' kanonnen. De omwonenden zijn in verzet gekomen tegen deze marketingfantasie en wijzen op de intimiteit van deze schaduwplaats in de zomer. Ze kunnen ook niet inzien wat de toerist kan beleven aan de dreiging van kanonnen gericht op het hertenkamp of de zerken van de oude begraafplaats aan de andere kant van de gracht.
De wethouder heeft al geoefend bij een ander stuk vestingwal en daar "de kale staat van het jaar 1627, toen prins Frederik Hendrik de Spaanse troepen uit Groenlo verjoeg" hersteld, waarbij eveneens bomen vielen en het talud van de wal bij de gracht is voorzien van stenen met profiel zoals je die langs B-wegen treft en daar veel bandenherrie geven.
Ik loop wat rond en maak foto's van de ter dood veroordeelden, omspannen met linten van het VPRO-programma LANDROOF. Er is een klein groepje protesteerders op komen dagen, zij staan mopperig te kleumen op de wal onder spandoeken beschreven met een te dunne viltstift. Op een van de bomen staat de tekst: 'Laat ons leven in het heden en niet sterven voor het verleden'. Het groepje waaiert uiteen in een defaitistische stemming, de politiek zal toch wel zijn gang gaan. In de vitrine van een winkel in houtsoorten zie ik de aanstaande tragedie verbeeld in een video over hout hakken. Altijd ben ik weer verbaasd over de traagheid waarmee een boom valt.
De plattegrond van het bastion Groenlo zie ik terug in een glas-in-lood raam van de Calixtus-kerk en het logo van een lagere school. Het stadscentrum is uitgestorven, de stilte is weldadig en de zon doet haar best op haar eerste werkdag in januari.
De herenkledingzaak van Hans Boerkoel wordt opgeheven, met "totale leegverkoop, abnormaal lage prijzen!". Rijwielhandel Embsink biedt een 'winterbeurt' aan voor uw fiets. De winkel aan de overkant van de Mattelierstraat heeft nog een uithangbord voor ouderwetse flessen Butagas. De brillenwinkel is verhuisd naar elders en gaat verder onder de naam Bril-In-Mode. Het Stadsmuseum blijkt vandaag gesloten. Roeken fladderen rond de kale boomtoppen van de stadswal. Achter mij staat het Kantongerechtsgebouw, er tegenover ligt een zo te zien succesvol advocatenkantoor. De wethouder is ook advocaat, dat kan nuttig zijn, want er lopen al juridische procedures tegen de gemeente. De plannen lijken even opgeschort, maar ik schat haar in als de koppige nazaat van een kanonnier die niet van wijken wil weten. Thuis plaats ik op mijn pagina in LANDROOF naast mijn foto's er een van paus Benedictus XVI: "Bewaar die boomen in Groenlo" laat ik hem zeggen in de 'cartoongenerator'.

Reis

Pas na de vijfde aanmaakpoging gaat de kachel branden en zijg ik neer in de leren fauteuil, mijn leesreis kan beginnen. Ik pak 'de draagbare Ter Braak' van het stapeltje boeken en lees zijn 'Afscheid van domineesland', het land waarin zijn grootvader preekte op een van de Waddeneilanden. Via zijn geboortehuis in Eibergen reis ik naar de Lagere School in Winterswijk, maar niet naar de Middelbare school in Tiel, ik heb in de Betuwe niets te zoeken denk ik altijd om onverklaarbare redenen.
Interessante man, maar wat pathetisch om zelfmoord te plegen vanwege Adolf Hitler. Wat een plezier had hij kunnen hebben van diens Untergang vijf jaar later!
Ik stap even uit om de kachel te vullen en weer in bij Gerrit Komrij's 'Humeuren en Temperamenten', een beschrijving van allerlei nare karaktereigenschappen waaraan hijzelf en de mensheid lijden. Zijn woede lijkt nooit zo erg dat hij ter Braak's voorbeeld zou willen volgen. Hij verwondde zichzelf als puber en veinsde flauwtes, maar daar hield de pathos (gelukkig) mee op en veranderde in een langdurige, vermakelijke grimlach.
Even soes ik na een glas wijn weg in de comfortabele kussens en word weer wakker met 'Overpeinzingen' van Hofland. Prachtige observaties over het wel en wee in de wereld van 1975. Ik zit met hem aan tafel bij Bodega Keijzer, loop binnen bij diverse sigarenzaken, loer mee en denk er het zijne van. Dan gaat het huiswaarts via een verhaal waarin 'Het Grote Gebeuren' wordt aangehaald. Belcampo ziet in Rijssen "een groep grote moordende mannen aankomen om de hoek bij bakker ten Berge'" en kan zich nog net uit de voeten maken. Zijn beschrijving is volgens Hofland een ooggetuigeverslag van wat er gebeurt in de Openbaring van Johannes 6:2 tot en met 8.
Op de fictieve terugweg is de zon eveneens "een zwarte, haren zak en de maan van bloed". De fauteuil hobbelt in duisternis het pad op dat naar mijn huis leidt, de buurhonden blaffen, de buurman schiet weg uit het lamplicht van zijn Behouden Huys, ik neem nog een glas wijn en geef de kachel wat hout.

Mijn voornemen is nu om op de Dag des Oordeels naar de streekbus te lopen die als eindbestemming Rijssen heeft. Het is een half uur gaans en het kopen van een enkele reis zal volstaan.

Staring

Het is zo'n zoele zomeravond die ik wil besluiten met een stukje op de fiets. Het tochtje gaat over de Berkel, langs het Twentekanaal waar al maanden gewerkt wordt aan een uitdieping, maar nu ligt alles stil vanwege projectielen uit WO II op de bodem. Een ponton met grote zuigbuizen aan weerskanten ligt werkeloos afgemeerd. In het roerloze water drijft een dode vis, een slachtoffer van het baggerwerk. De weg voert langs het invaliden visvlondertje waar ik altijd nog eens wil zitten met een aangenaam gezelschap op een warme zomeravond en een blindenstok als alibi. Aan de overkant bij een café zie ik mensen zich verzamelen voor een feest. Ik herken het gedrentel en de nutteloze discipline van 'het op elkaar wachten' en de karikatuur ervan vormt zich al in mijn gedachten Intussen is de dreiging in de atmosfeer veranderd in een druilerige regen. Bij het café in het dorp Almen ga ik onder een luifel aan de straatkant koffie drinken maar moet dan langsrazende zware trekkers voor lief nemen. Ik lees wat in de plaatselijke krant, waarin vechtpartijen op de kermis en schennispleging worden gemeld. Het is zomer en dan daagt het ene lichaamsdeel het andere uit. Een zoemende libelle wil niet weg van de met geel, afbladderend plastic beplakte tl-buis in de luifel. Koppig blijft het beest de lichtbron onderzoeken, verblind voor de rest van zijn omgeving. Bij het weggaan bekijk ik nog even het plastiek gewijd aan de dichter Staring.
Het gedicht-fragment is slecht leesbaar in het glanzend gepoetste messing, dat geschroefd is tussen twee groene vormen die op hersenhelften lijken. Het geheel staat op een hardhouten sokkel een beetje vreemd geplaatst in een lus van een buxusheg. Na een tijdje ontdek ik dat de hersenhelften een boom moeten voorstellen.
De enige Achterhoekse dichter van naam is een attractie voor het vreemdelingenverkeer en wordt op allerlei manieren ingezet om de mensen te lokken. Iemand beweerde dat er na Staring een hele tijd niks komt en dan Bennie Jolink. De zanger van 'Normaal' moet weinig hebben van poëzie en las in een documentaire een van zijn teksten voor in dichtvorm: "Mama, woar is mien pils?". De lachers waren op zijn hand, ik ook.
In het nabije V. staat het wat klein uitgevallen standbeeld van Staring uit te kijken op het kerkplein. Aan een van zijn gemoedelijk over elkaar geslagen benen was op een dag een groene gummilaars geschoven. Ik zag er een overwinningsteken in van de boer op de dichter. Het was een uiting van de stille strijd tussen stof en geest, tussen landbouw en lyriek, beide verenigd in zijn hier begraven stoffelijke resten. Lang na hem is het land overal in cultuur gebracht, de kunsten behoeven echter nog steeds mest.

Zwerver

De zondagse wandeling gaat door een landgoed in een nat gebied, 'broek' heet dat hier. Vroeger begroeid met riet, biezen en elzen, 's winters bijna onbegaanbaar. Ik volg een weg van betonplaten die langs een boerderij loopt. In een stal zijn de koeien luidruchtig aan het kauwen, de boer is ergens hoorbaar, maar onzichtbaar bezig. Op zijn erf is het rommelig, losse balen hooi in de kapschuur, lege plastic jerrycans, afgedankte werktuigen, cementen drinkbakken en een gierton die in een sloot drijft. Men is hier voor de effiency, niet om de schaarse wandelaar te behagen, lijkt de boodschap. Voor het mooi kun je naar het dichtbij gelegen kasteel met zijn rhododendronhagen. Mogelijk leest de kasteelheer 'De negerhut van oom Tom' en 'Alleen op de wereld', om de lange winteravonden door te komen, net als Heer Bommel in 'De Andere Wereld', terwijl zijn bediende verdiept is in 'Het slot' van Kafka.
De betonplaten gaan over in een modderig spoor en dat slaat weer af naar een smal pad langs een braakliggend weiland met biezen. Het groen steekt af tegen de bosrand en die weer tegen een donkere lucht, beschenen door de decemberzon.
Het pad voert naar een asfaltweg waar wat boerderijen aan liggen met namen als 'Altena', 'Nooitgedacht' en 'Cornelishoeve'.
Iemand heeft zijn fiets neergezet en lijkt naar iets te kijken in de sloot naast de weg. Als ik nader stapt hij haastig op de zwaar bepakte tweewieler en rijdt me voorbij. Ik kijk in een schichtig gezicht met een rij bijna zwarte tanden en staar hem na.
Een zwerver, hier, in het Wiersserbroek?
Ver weg van de gemakken van de stad waar je kunt bedelen en een warme slaapplaats vinden of een goedgevulde vuilnisbak. Waar ik eens 's winters een man liggend in een portiek een deken aanbood, die met een snauw geweigerd werd.
Zijn veelkleurige muts bedekt het meeste van zijn groezelige hoofd, waarin zich iets afspeelt dat hem voortjaagt in deze streek. Is het een gelukzoeker uit ' De andere wereld' die 'gombaknollen' zoekt of 'dubloenen', die op straat liggen?
Tot het donker wordt en hij ergens zijn tent op moet slaan of een veldbed maken. Het is nog maar een paar uur licht en wat moet een zwerver met de lange winteravonden? Misschien heeft hij moderne gadgets bij zich als een MP3-speler met honderden uren muziek of een e-book met duizenden pagina's tekst. Of een laptop met draadloos internet. Tientallen kilometers verder zal hij een plek zoeken in een afgelegen bos en iets warms bereiden op zijn camping-gaz. Uren lezen en luisteren kalmeren zijn geest en de opgejaagde uitdrukking verdwijnt van zijn gezicht als hij in slaap valt, ver weg van de beschaving. Hij droomt van een andere wereld, zonder 'oele sinsen', merkt niet dat het weer is gaan regenen. Morgen is het maandag, ook voor een zwerver een moeilijke dag, hoe nu verder?

Vis

Langs het kanaal staat in de regen een reiger te speuren naar een visbeweging. "Wat is de zin van het bestaan voor een reiger in de regen", prevel ik, met rollende r's. Het is november en buiten 1 graad Celsius volgens de boordcomputer, ik moet nog even een boodschap doen.
De vogel negeert mij volkomen als ik langs rijd, hij wil nog voor het donker wordt een vis vangen, hooguit heeft hij mijn koplampen nodig, zoals een stroper een lichtbak.
Thuis zit ik aan tafel hierover te peinzen als de visboer langskomt in zijn donkerblauwe bestelbus.
A. staat hem te woord en doet de bestelling. Hij verkoopt naast vis ook groente en fruit, alsmede worsten en balkenbrij, een lekkernij uit mijn jeugd, waar anderen van gruwen. Plotseling roept ze naar mij dat Frits ermee ophoudt. Ik roep iets terug in verbazing en kom er bij staan en wil iets zeggen als 'het einde der tijden is gekomen', maar slik dat in, 'dominee Bongers'* zal hier nu niet begrepen worden.
Deze stoere vijftiger heeft een krachtige standwerkersstem waarmee hij het hele marktplein in L. kan bestrijken. Wanneer hij mij daar zag vanuit zijn kraam riep hij amicaal mijn voornaam ter begroeting, waarbij ik steeds het gevoel kreeg dat iedereen mij nastaarde. Hij heeft versleten knieën, een vrouw die niet meer mee mag werken na een hartaanval en zoons die niet voelen voor de vishandel. Alléén kan hij het niet bolwerken en moet zijn bedrijf beëindigen.
In de schemering sta ik kleumend onder de dakgoot en zie ik hem wat moeilijk bewegend de laatste bestelling inpakken. Er gaat een bakje aardbeien gratis weg. Hij geeft ons een hand en dan breekt hij, zijn joviale grijns verandert in de grimas van een snik. "Verdomme", zeg ik, ook aangedaan. Snel gaat hij zijn auto in en draait op het erf.
Dat is nieuw, hij reed altijd achteruit het pad af.
Hij vergeet zijn standaardzin: "Ik zal de balans opmaken" en ook het papiertje met de optelsom in potlood.
Wij staan gearmd in de deuropening als hij langskomt, we zwaaien en ik steek een duim op.
Het was vertrouwd, decennia lang, ook al rook de groente naar vis en was het fruit niet altijd vers.

* een schepping van Wim T. Schippers

Snoer

In de schemering van de kille zomeravond loop ik langs de etalage van de plaatselijke boekhandel. Aan de straatkant staat de kassa in een hoek op de toonbank. Eronder staat een computer, alleen wat lampjes verraden zijn diepe slaap. De kassa is geopend en leeg, maar er zit een briefje op met de tekst: "Wegens te kort snoer niet aan de kassa zitten". Ik moet hier even over nadenken, maar zie nu dat er een kruk bij staat met op kniehoogte een snoer dat strak naar een stopcontact loopt. Je mag dus wel met je vingers aan de kassa zitten, maar er bij zitten is verboden. Op de vloer ligt rommel van een dag omzet: plakband, pakpapier, verfrommelde bonnetjes, het lijkt eb aan het strand en ik ben een speurende jutter. Ik loop verder, terwijl ik zacht prevelend steeds het gebod bij de kassa herhaal en naar binnen kijk bij de slager, de lingeriewinkel ('voor hem en haar'), de modezaak (lege kassa open), de lelijk beletterde biologische winkel en de rest van de middenstand in de lege beklinkerde winkelstraat. Thuis verander ik van jutter in surfer met de zoekopdracht: "Wegens te"
Een bonte lijst van onderwerpen verschijnt:

Wegens te luide seks is Beierse vrouw uit haar woning gezet
Wegens te goedkoop internet boete voor Orange Frankrijk
Wegens te grote voeten blijft Chinese boer vrijgezel
Wegens te grote boezem is Engelse vrouw uit casino verwijderd
Wegens te duur graf ontslag voor Partijfunctionaris
Wegens te dik zijn schorsing voor Italiaanse buschauffeur
Wegens te braaf een jachthond te koop
Wegens te lage schoolcijfers stapt Kroatische moeder naar rechter
Wegens te weinig animo is de Lourdesreis afgelast
Wegens te oude data is deze website niet meer toegankelijk
Wegens te veel zout in hamburger straf voor McDonald'smeisje
Wegens te veel werk ruilt boer zeugen in voor vleesvarkens
Wegens te veel avances is Belgische snackbaruitbater gewurgd

In veel gevallen had een briefje met waarschuwing erger kunnen voorkomen. Onder de deur, in de schoenen, in de boezem, in het graf, in de hamburger, op de snackbar.
Maar hoe maak je een door een wild zwijn 'geslagen' jachthond duidelijk dat hij te braaf, te kleverig, te aanhankelijk, te voorzichtig is geworden? Uitleg maakt het nog erger bij het dier, het zal zich lijdzaam verzetten tegen verkoop. Alles liever dan weg moeten bij dit schietgrage baasje... Ik glij voort op mijn golf naar Biscaje, alleen naar Lourdes, scherp oplettend voor wilde zwijnen en strakstaande snoeren.

Panel

De studiocamera toont een gezelschap van rijpere mensen in een halve kring, met als hoofdpersonen twee mannen en twee vrouwen. Achter hen zit een aantal artistiek geklede toehoorders. De moderator is verbonden aan een respectabel museum en praat zonder zichtbare boventanden met een wat ogetrokken mondhoek, alsof ze je het nieuwste nieuwtje toefluistert. Besproken wordt een overzichtstentoonstelling van een schilder uit de vorige eeuw. Men breekt zich het hoofd over het steeds terugkerende motief (jonge meisjes in verleidelijke poses) en zijn decennialange vasthouden daaraan. Hij moet volgens hun uit 'uit de tijd gevallen' zijn, niet ongewoon in de beeldende kunst. De deskundigen zijn gedisciplineerde intellectuelen, het is bijna een soort welluidende samenzang met hier en daar wat kritische noten, men valt elkaar niet zo bot in de rede als in Hilversum.
De ene man is bijna briljant, voert mooie betogen, ondersteund met fijnzinnige gebaren. Hij zit er ook het meest ontspannen bij, in tegenstelling tot de andere man die een wat gepijnigde gezichtsuitdrukking heeft. Die zit wat verkrampt in zijn stoel, maakt bewegingen of hij de versnellingspook of handrem van een auto bedient. Hij is kennelijk in de contramine. Beiden zijn ergens belangrijk in musea of kunstinstellingen. De andere vrouw is een journaliste die een wat scheve gezichtsuitdrukking heeft, met als onbedoeld effect dat je haar verhaal niet helemaal serieus kunt nemen. De kraag van haar blouse is gelijk aan de spanwijdte van een meeuw, waartegen haar wat magere nek sterk afsteekt. De argumenten en stellingen bewegen heen en en weer met de camera in een weldadig tempo. Het gezelschap in de achtergond koestert zich in de studiowarmte, behalve een man met een glimmend gezicht ("Neen, geen pancake!") en een astrakanmuts. Hij loenst een beetje uit bolle ogen en kijkt soms of hij het in Keulen hoort donderen, waarbij hij het hoofd schuin houdt. Daar heeft de baardige man met een grote hangsnor en lang haar geen last van, hij zit heerlijk te soezen op een zandplaat in de Noordzee. Naast hem zit een vrouw met bril-bovenop-het hoofd en blauwe luiken plus vensterbanken, de make-up ligt ook onder haar oogleden op de roodverbrande wangen. Ze kijkt vaak omhoog, alsof ze de hemel dankt voor haar tijdige redding uit de zonnebank waar ze in slaap was gevallen. Links van haar een oplettend kijkende vrouw in een zwarte jurk met een pagekapsel en dunne donkerrode lippen. Ze lijkt op haar stoel vastgebonden door een rode horizontale band die haar tors en bovenarmen omspant , met een flinke broche als hangslot. Langzaam wordt een compositie zichtbaar, gestalten uit de schilderijen van George Grosz, Berlijn in de jaren twintig van de vorige eeuw. De aftiteling van 'Bilderstreit' begint, de camera zoomt uit, het panel is paneel geworden in de studio van 3Sat, een zender die het beste van drie Duitstalige werelden wil bieden.

Heimwee

Dwalend door het grensgebied zoek ik een overgang, maar vind slechts een smal pad voor fietsers of een weg die doodloopt. Alleen via een hoofdweg kan ik naar Duitsland. In het voormalige douanekantoor zit nu een detective-bureau, zo is er tenminste nog iets van de functionaliteit over. Het landschap wordt meteen grootschaliger en nog glooiender. Borden wijzen naar plaatsen als Barlo en Spork, ze doen denken aan fantasy-verhalen. Een zijweg die verdwijnt in het niets draagt de naam Hölle. Grote windmolens malen traag in het oktoberlicht, een vervulde wens van de Grünen.
Aan de toegangsweg naar de stad staan platanen en erachter de gepleisterde gevels met rolluiken en kleine ramen. Het centrum is ruim bemeten met parkeerplaatsen en je weet ook meteen waarom: Bocholt is gebombardeerd.
Op een warme dag in maart, in iets meer dan een kwartier, volgens een tekst in het Stadtmuseum. Slechts 15% van de gebouwen bleef onbeschadigd. De meeste zullen flink gerestaureerd zijn, de overige zijn nieuw, aluminiumgevels en hi-tech staalconstructies met veel glas hebben de gaten in de bouwgeschiedenis opgevuld. De generatie van Toen zit in terrasvormige bejaardenhuizen en kijkt uit op de roerloze Aa, waarin een kerstboom en een kleurige paraplu drijven. Het leven gaat bedaard zijn gang, de auto's zijn hier luxueuzer en 'opgepimpt'. Vrouwen en meisjes bewegen zich vreemd genoeg op Hollandse 'omafietsen' en niet meer die wat doorgezakte inheemse karretjes met omhoogstaande handvatten.
Ik probeer mijn Duits in de winkels, maar het klinkt beter in mijn hoofd en in afzondering. Hoe zeg ik dat een schoen mij niet paste en ik die niet wilde forceren met de grote schoenlepel?
Wat heb ik aan de enkele mooie Duitse volzinnen die ergens in mijn geheugen zweven als Zeppelins? Ik ga over tot een rare mix van Duits en Nederlands, plat Achterhoeks/Duuts gaat me te ver.
Op de parkeerplaats ben ik 'eingemauerd' door een rood/wit lint, de kermis is gearriveerd en moet worden opgebouwd, ik moet verdwijnen. 'Halbstarken' kijken toe vanaf hun 'quads', het nieuwe speelgoed voor de Duitse jonge man, wat zouden deze vierwielige motoren handig zijn geweest in de 'Blitzkrieg'.
De stad verdwijnt geleidelijk in mijn achteruitkijkspiegel, ik denk aan een foto uit het Stadtmuseum van het raadhuis. Op het plein ervoor twee grote luidsprekers. Op de voorgrond lijkt iemand op een racefiets zich uit de voeten te maken. In de twee dakkapellen prijken swastika's. Op het raadhuisdak in de Frakturletter: 'Ein Reich, ein Volk, ein Fürer'. 'Fehler' zou je er nu van kunnen maken.
Steeds vaker krijg ik heimwee naar een Duitsland zonder Hitler. Zonder nieuwbouw. Zonder Hölle.

Finish

Lang geleden zag ik in het Frankfurt van de Buchmesse een oudere man in korte broek op een oudere fiets op een druk verkeersplein in zichzelf pratend en gebarend een weg banen. Hij droeg een lange grijze baard en leek vastberaden op weg naar een onzichtbaar doel, misschien een wereldorde zoals Bakoenin die preekte, want hij zag er uit als een anarchist.

Uit het raam kijkend van de bus zie ik een grote, oudere man fietsen. Niet ongewoon, maar het is zondag in Kassel en deze draagt een korte broek en praat in zichzelf, twee dingen die in combinatie wat vreemd zijn voor een oudere man. Op zijn bagagedrager zit een zwarte vuilniszak, die bol staat van de inhoud. In de zijtassen zitten dingen die op kampeerspullen lijken. De bus stopt en daarna wordt de man weer ingehaald. De straat gaat omlaag, hij freewheelt een beetje en praat nog steeds in zichzelf. Een oudere man, op weg naar het einde en daarbij het verleden hardop herkauwend, tot aan zijn eerste herinneringen. misschien is hij er al dicht bij, vanwege die korte broek.
Het kan ook zijn dat hij zich verkneukelt op het beleven van de Dokumenta 12, een grote moderne kunstexpo.

De oudere man die ik in mijn woonplaats kende zag ik steeds vaker fietsen, ook toen het ging waaien en regenen in herfst en winter. Hij was overspannen zei men. Op een kletsnatte zondag in december zag ik hem trappen, zijn gezicht glom en aan zijn neus hing een grote bel snot. Het leek alsof hij steeds zei: "Ik moet voort, voort, voort!"
Het einde kwam in het voorjaar, er was geen duidelijke doodsoorzaak, hij kwam gewoon aan de finish, in een lange jas en een lange broek.

Zoll / Douane

In het Achterhoekse dorp Dinxperlo loopt de grens met Duitsland door een straat. Aan de ene kant opereert Slagerij van Schie en aan de andere kant doet Metzgerei Baumann hetzelfde in Süderwick.
De twee buurlanden zijn hier vervlochten tot één sinds de douanegrenzen zijn opgeheven.
In een oud pand met houten vakwerk is een museum gehuisvest over deze folklore van uniformen, smokkelaars en contrabande. Uitgeholde tijdschriften en stukken zeep bevatten ecstasy-tabletten, een röntgenfoto toont pakjes cocaïne in de maag en in de jaren '20 werd in de rug van een corset 'echte Sunlightzeep' over de grens gebracht. De suppoost wil een videoband starten, maar het resultaat is een onophoudelijke sneeuwbui, dus ben ik aangewezen op de foto's. Op één ervan zie ik in de grensstraat een grofmazige prikkeldraadversperring, zo grof dat een magere jongen zich er doorheen heeft gewurmd, hij hangt al half in Nederland als de douane hem betrapt. Het ziet eruit als een scène in een B-film, vermoedelijk is het nog eens overgedaan voor de camera.
Ik koop een ansichtkaart van het museum en krijg een balpen van de de Dienst Douane en Accijnzen erbij, daar heeft hij er genoeg van, gnuift de suppoost.
Op het terras met slagboom zitten mensen uit beide landen, het Duitse deel praat Nederland in, het Nederlandse richt zich tot Duitsland, niemand beseft het spiegelbeeldige van de situatie. Naast elkaar hebben een Nederlandse bakkerij en een een Duits cafetaria hun bedrijf, auto's met kentekens van beide landen wriemelen over het plein. Er heerst hier totale vrede, de buren hebben alleen nog verschillende talen en gewoonten maar leven in hetzelfde grenzenloze tijdperk.
Het dorp en zijn evenknie doen denken aan Oost- en West Berlijn, al was de controle hier nooit zo grimmig en bestond er geen 'Schiessbefehl'. Heen en weer kijkend zie je de verschillen in huizen, ook hier de naargeestige rolluiken in Duitsland versus 'onze' inkijkramen.
Aan de rand van het dorp, ingeklemd op het industrieterrein, staat nog het kleinste kerkje van Nederland. Het schip is niet meer dan zeven meter, de top van de toren schat ik op tien en God past er maar net in.
Het werd gebouwd om een belofte in te lossen die niet voorschreef hoe groot de Katholieke kerk moest zijn die de erflater zich voorstelde. Nu ben ik benieuwd waar het kleinste kerkje in Duitsland staat, misschien wel dichtbij in dit wonderlijke grensland.

Over Louis Radstaak

Mijn foto
Lochem, Gelderland, Netherlands
www.louisradstaak.nl